Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [plaats], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Hij kan niet zelfstandig basisvoorzieningen treffen, zoals het bereiden van voedsel, het schoonhouden van de woning en het onderhouden van persoonlijke hygiëne. De fysieke handelingen zijn wellicht uitvoerbaar, maar door het verlies van het zicht ontbreekt de mogelijkheid om de juiste en veilige keuzes te maken in de uitvoering van deze handelingen. Door de visusstoornis moet eiser alles op de tast doen. Hierdoor kan hij geen schimmel op het voedsel waarnemen en kan hij bij het aankleden niet zien of zijn kleding vies is, terwijl dat regelmatig het geval is. Hij morst namelijk bij eten, drinken en toiletbezoek. Bij het toiletbezoek leidt dit tot vieze onderkleding en een vervuild toilet. Eiser concludeert dat hij voor meerdere essentiële dagelijkse levensverrichtingen aangewezen is op de hulp van anderen. De verzekeringsarts b&b heeft dit niet onderkend.
Het onderzoek van het UWV was onzorgvuldig, omdat eiser zowel primair als in bezwaar geen spreekuurcontact met de verzekeringsarts heeft gehad. Ook is de verzekeringsarts b&b in de beoordeling niet ingegaan op de visusstoornis. Het bestreden besluit is bovendien niet deugdelijk gemotiveerd, omdat de uitwerking van het schema in de rapportage van de verzekeringsarts b&b niet nader onderbouwd is.
Er is inmiddels met een besluit van 12 december 2023 een Wlz-indicatie aan eiser toegekend, namelijk op basis van zorgprofiel 3GGZ Wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering. Uit het indicatiebesluit blijkt dat eiser in een blijvende toestand van hulpbehoevendheid verkeert die geregeld, oppassing en verzorging nodig maakt. Het is evenwel, mede door zijn geestelijke beperkingen, vooralsnog niet gelukt om hulp te vinden bij een instelling voor slechtziendheid en blindheid.
Beslissing
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in overweging 6.5.1 van deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.