ECLI:NL:RBZWB:2025:7066

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 25/4783
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

Op 21 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker, die de woning huurt van Stichting Stadlander, verzocht om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Tholen om de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. De burgemeester had dit besluit genomen na een rapportage van de politie waarin werd vermeld dat er softdrugs in de woning waren aangetroffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van verzoeker toegewezen, omdat niet voldoende was aangetoond dat de aangetroffen drugs bestemd waren voor verkoop of dat er sprake was van overlast voor de buurt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd dat de sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig was. De voorzieningenrechter heeft de voorlopige voorziening gewijzigd en bepaald dat de sluiting van de woning doorloopt tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/4783

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. C. van Aken),
en

de burgemeester van de gemeente Tholen

(gemachtigde: mr. F.A. Pommer en mr. B.W.B.G. Dings).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Stadlander

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van de woning aan de [adres] (hierna de woning) op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 15 september 2025 heeft de burgemeester aan verzoeker meegedeeld dat de woning met bijbehorend erf met ingang van 22 september 2025 wordt gesloten voor de duur van 3 maanden. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.1
De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 19 september 2025 bij wijze van ordemaatregel geoordeeld dat het bestreden besluit tot uiterlijk twee weken na de uitspraak van de voorzieningenrechter wordt geschorst.
2.2
Ter beoordeling van de voorzieningenrechter ligt nu voor of aanleiding bestaat om deze bij ordemaatregel opgelegde voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.
2.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde. Namens de burgemeester waren aanwezig [naam] , mr. J. Keur en mr. B.W.B.G. Dings.

Totstandkoming van het bestreden besluit

3. Eiser huurt de woning van Stichting Stadlander. Hij woont alleen in deze woning.
3.1
In een bestuurlijke rapportage van 7 juli 2025 heeft de politie aan de burgemeester gerapporteerd dat op 4 juni 2025 een onderzoek is ingesteld naar de woning. De aanleiding voor dit onderzoek waren een MMA [1] -melding en een proces-verbaal aangeleverd door het team criminele inlichtingen (TCI).
3.2
In de bestuurlijke rapportage staat vermeld dat de politie op 2 juli 2025 de woning is binnengetreden. In de woning is aangetroffen: 2 kleine zakjes hennep van 0,95 gram, respectievelijk 1,56 gram, een gripzaak met 40 gram hennep en 26,75 gram hasjiesj. Ook zijn er ongeveer 100 gripzakjes aangetroffen. Op de bijgevoegde foto’s is onder andere te zien dat er ook een weegschaal, geld en mobiele telefoons zijn aangetroffen.
3.3
Met de brief van 2 september 2025 heeft de burgemeester aan verzoeker kenbaar gemaakt voornemens te zijn de woning te sluiten. Verzoeker heeft een zienswijze ingediend.
3.4
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester de woning gesloten voor de duur van 3 maanden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het verzoek belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt verzoeker
5. Verzoeker heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de aangetroffen softdrugs en attributen voor eigen gebruik waren. Er bestaat geen noodzaak tot sluiting van de woning. De woning staat niet bekend als drugspand en er is geen sprake van overlast voor de buurt. Verzoeker heeft betwist dat er in het recente verleden in de nabije omgeving van de woning al vaker sprake zou zijn geweest van drugsovertredingen. Verder heeft verzoeker erop gewezen dat de strafzaak is afgedaan met een strafbeschikking van € 200. Verzoeker is van mening dat de woningsluiting onevenredig is omdat deze op hem enorme impact heeft. Hij heeft daarbij gewezen op zijn moeilijke jeugd, de diverse zorgverlenende instanties die hem begeleid hebben en het feit dat zijn werk en woning hem nu stabiliteit bieden. De burgemeester heeft volgens verzoeker onvoldoende gekeken of volstaan had kunnen worden met een minder zware maatregel. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verzoeker verklaringen van zijn buren, een aantal foto’s, de strafbeschikking en twee verklaringen van zijn huisarts overgelegd.

Standpunt burgemeester

6. De burgemeester heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat zij bevoegd is de woning te sluiten omdat sprake is van handel in softdrugs. De burgemeester is van mening dat verzoeker niet heeft onderbouwd dat de drugs voor eigen gebruik waren. Verwezen is naar de motivering in het bestreden besluit en de verkregen informatie van het TCI, die volgens de burgemeester ondersteund wordt door de MMA-melding. De burgemeester is van mening dat er sprake is van verzwarende omstandigheden die een sluiting van 3 maanden rechtvaardigen. De sluiting van de woning is op basis van deze omstandigheden noodzakelijk, ook gezien de kwetsbaarheid van de wijk. Ten aanzien van de evenwichtigheid van de sluiting merkt de burgemeester op dat uit navraag bij derde belanghebbende is gebleken dat niet overgegaan zal worden tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Verder heeft verzoeker volgens de burgemeester niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat hij op deze woning is aangewezen of dat zijn gezondheidsproblemen zouden verergeren als hij in een andere woning zou verblijven. De burgemeester vindt dat zijn belang zwaarder moet wegen dan het belang van verzoeker.
Reactie derde partij
7. Derde partij heeft in een verklaring van 13 oktober 2025 meegedeeld dat zij niet zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst, mits verzoeker bereid is een ‘laatste kans overeenkomst’ met aanvullende voorwaarden aan te gaan.
Is de burgemeester bevoegd te sluiten?
8. Op grond van artikel 13b van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning softdrugs of harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel als zij daartoe aanwezig zijn.
Niet in geschil is dat er een grote hoeveelheid softdrugs in de woning is aangetroffen. De enkele aanwezigheid van drugs is echter niet voldoende om gebruik te mogen maken van de bevoegdheid. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt wordt aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 g harddrugs of meer dan 5 gram softdrugs de aangetroffen drugs in beginsel (ook) bestemd worden geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van de verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor de woning een last onder bestuursdwang op te leggen.
8.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs (in totaal 69,26 gram) meer dan 13 maal de gedoogde gebruikershoeveelheid is. Buiten deze hoeveelheid is er ook een weegschaal en een grote hoeveelheid gripzakjes aangetroffen. Over de aangetroffen telefoons heeft verzoeker ter zitting verzoeker gesteld dat er 3 telefoons in zijn woning waren, waarvan er maar één door hem gebruikt wordt. De andere 2 telefoons zijn oud, stonden niet aan en/of waren niet opgeladen en lagen in een la. Gelet op deze verklaring en omdat over de telefoons niets is vermeld in de bestuurlijke rapportage, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de aanwezigheid van deze telefoons niet zonder nader onderzoek, betrokken kan worden bij de vraag of er sprake is van handel in drugs. Ook als de telefoons buiten beschouwing worden gelaten, zijn er echter voldoende andere aanwijzingen om van het uitgangspunt dat er sprake is van handel in softdrugs uit te kunnen gaan. Verzoeker heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de aanwezige drugs niet voor de handel (van enige omvang) zijn bedoeld. De enkele stelling dat de drugs en attributen voor eigen gebruik zijn, is daarvoor onvoldoende. De burgemeester was daarom bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan.
Wat is het beleid van de burgemeester?
9. De burgemeester voert ten aanzien van de aan hem toegekende bevoegdheid als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet een beleid dat is neergelegd in het ‘Damoclesbeleid De Markiezaten, Gemeente Tholen 2020.
9.1
Als softdrugs in een handelshoeveelheid wordt aangetroffen en er is sprake van een eerste overtreding wordt ingevolge de Beleidsregels de woning gesloten voor de duur van 2 maanden. Als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan langere of kortere sluitingstermijn worden gehanteerd. Ook kan de burgemeester in specifieke gevallen een waarschuwing opleggen. Verzwarende omstandigheden worden onder andere aangenomen als er sprake is van indicatoren van enige professionaliteit of attributen die wijzen op beroeps- of bedrijfsmatige teelt, of een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband.
9.2
Uit het bestreden besluit en uit hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat de burgemeester verzwarende omstandigheden aanneemt vanwege de hoeveelheid softdrugs en de aanwezige attributen en omdat er sprake zou zijn van drugshandel in georganiseerd verband. Ter onderbouwing van dat verband heeft de burgemeester gewezen op de MAA-melding en de informatie van het TCI.
9.3
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter valt niet in te zien dat enkel op grond van de aangetroffen hoeveelheid softdrugs en attributen sprake zou zijn van zodanige professionaliteit dat sprake is van een verzwarende omstandigheid. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van drugshandel in georganiseerd verband. Er is één MMA-melding waarin het vermoeden wordt uitgesproken dat een aantal jongeren drugs verkopen voor verzoeker. Daaruit kan niet opgemaakt worden dat er sprake is van drugshandel in georganiseerd verband. Ook de informatie van het TCI is onvoldoende om dit aan te nemen. Er wordt weliswaar gesteld dat verzoeker drugs en vapes verkoopt aan minderjarigen, maar hieruit blijkt niet dat dit in georganiseerd verband plaatsvindt. Hiervoor is ook geen aanwijzing in andere informatie. De MMA-melding en de informatie van het TCI zijn daarom onvoldoende om de conclusie van de burgemeester te kunnen dragen, ook niet als deze informatie in onderling verband met de aangetroffen drugs en attributen wordt bezien. Dit betekent dat ingevolge het beleid hooguit tot een sluiting van 2 maanden kan worden overgegaan.
Mag de burgemeester gebruik maken van zijn bevoegdheid?
10. In artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Ingevolge artikel 4:84 van de Awb handelt de burgemeester overeenkomstig zijn beleid tenzij dit leidt tot gevolgen die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
Met deze bepalingen in de Awb is dus geregeld dat er een belangenafweging moet plaatsvinden. In dit geval houdt de toets aan deze bepalingen in dat de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning worden beoordeeld. [2]
10.1
Bij de beoordeling van de noodzakelijkheid van de sluiting is de vraag aan de orde of met een minder ingrijpend middel had kunnen en dus moeten worden volstaan om het beoogde doel te bereiken. Daarbij is van belang de aard en de hoeveelheid drugs en de gevolgen voor de openbare orde en de omgeving.
10.1.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat weliswaar softdrugs (69,26 gram) en attributen zijn aangetroffen die duiden op handel, maar onvoldoende onderbouwd is dat de woning bekend zou staan als drugspand op grond waarvan de openbare orde en het woon- en leefklimaat onder druk staan. Alleen in de MMA-informatie wordt melding gemaakt van een komen en gaan van jongeren op fatbikes en scooters. Deze stelling in de MMA-melding wordt niet bevestigd door (andere) onderzoeksbevindingen. Verder blijkt uit het proces-verbaal van de het TCI ook niet dat er overlast is voor de buurt. Dat er sprake is van drugsgerelateerde toeloop naar de woning, en zo ja, in welke mate daarvan sprake zou zijn en dat er sprake is van overlast voor de buurt blijkt niet uit deze informatie. Er zijn verder geen andere bevindingen waaruit blijkt van overlast of andere gevolgen voor de omgeving. Ter zitting is namens de burgemeester desgevraagd gesteld dat er ook geen (noemenswaardige) incidenten te melden zijn. Dat de woning van verzoeker bekend staat als drugspand en daardoor overlast geeft voor de buurt is dan ook onvoldoende gemotiveerd.
10.1.2
De burgemeester heeft er nog op gewezen dat er in de afgelopen 5 jaar 5 woningen zijn gesloten in verband met aangetroffen softdrugs, 1 woning is gesloten wegens bedreigingen vanuit het criminele circuit en 1 bestuurlijke waarschuwing is gegeven voor een hoeveelheid soft- en harddrugs. Nu onvoldoende is gemotiveerd dat de woning van verzoeker bekend staat als drugspand is het enkele feit dat er een handelshoeveelheid softdrugs in de woning is aangetroffen en er (mogelijk) sprake is van een kwetsbare wijk onvoldoende om tot een noodzaak van sluiting van de woning te concluderen. De voorzieningenrechter heeft hierbij ook betrokken dat de verkregen informatie van het TCI niet (volledig) wordt bevestigd door de aangetroffen situatie in de woning van verzoeker. Anders dan in die informatie is aangegeven zijn er immers geen vapes of de harddrug miauw miauw aangetroffen. Niet gebleken is dat er vervolgonderzoek door de politie is gedaan naar de aard/strekking van de handel door verzoeker. Verder blijkt uit de strafbeschikking dat de Officier van Justitie volstaan heeft met het opleggen van een geldboete van € 200.
10.2
Bij de beoordeling of het gekozen middel evenwichtig is, moeten de voor een bewoner nadelige gevolgen worden afgewogen tegen de doelen die de burgemeester wil bereiken. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de woningsluiting voor hem grote gevolgen heeft twee verklaringen van 19 september 2025 en 9 oktober 2025 van de praktijkondersteuner/huisarts overgelegd. In die verklaringen is vermeld dat verzoeker een belaste jeugd heeft gehad die veel invloed heeft gehad op zijn gezondheid, welzijn en zelfstandigheid. Ook blijkt daaruit dat er de afgelopen jaren diverse zorgtrajecten hebben gelopen en dat de vrees bestaat dat alle tijdsinvestering van de afgelopen jaren teniet zal worden gedaan door de sluiting van de woning. Anders dan de burgemeester is de voorzieningenrechter van oordeel dat met deze verklaringen objectieve en verifieerbare gegevens zijn overgelegd waaruit het grote belang blijkt dat verzoeker heeft bij het niet sluiten van de woning. Dit belang moet de burgemeester in de heroverweging van zijn besluit tot sluiting van de woning meewegen. Weliswaar heeft de verhuurder gemeld de huurovereenkomst niet te ontbinden, waardoor verzoeker na een sluiting voor bepaalde duur zijn woning niet zou verliezen, maar dat betekent niet dat de belangen van de burgemeester zwaarder wegen dan van verzoeker. Nog daargelaten hoe reëel het is dat verzoeker tijdens een sluiting elders terecht kan, maakt de voorzieningenrechter uit de informatie van de praktijkondersteuner/huisarts op dat, ook ingeval van een tijdelijke sluiting, de gevolgen voor verzoeker groot zijn. Aannemelijk is dat zijn woning (en zijn werk) hem de vereiste stabiliteit geven. Dit is een belang dat, in het licht van wat hiervoor besproken is over de noodzaak om in te grijpen, door de burgemeester als zwaarwegend belang moet worden meegewogen.
10.3
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende is gemotiveerd dat het noodzakelijk en/of evenwichtig is de woning te sluiten. Inherent hieraan is dat ook onvoldoende is gemotiveerd dat niet met een minder ingrijpend middel, zoals een waarschuwing, had kunnen worden volstaan. Hierbij heeft de voorzieningenrechter ook betrokken dat de verhuurder kennelijk de persoonlijke belangen van verzoeker zwaar heeft laten meewegen, nu zij niet over zal gaan tot ontbinding van de huurovereenkomst.
10.4
Ter informatie van partijen merkt de voorzieningenrechter nog op dat de burgemeester bij de heroverweging in bezwaar ook het tijdsverloop zal moeten betrekken. [3]

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter zal de met de ordemaatregel opgelegde voorlopige voorziening wijzigen en bepalen dat de getroffen voorziening doorloopt tot 2 weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
11.1
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. Ook zal de burgemeester worden veroordeeld tot vergoeding van de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijzigt de als ordemaatregel opgelegde voorlopige voorziening:
  • schorst het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 194 aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.814.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier op 21 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:4, tweede lid
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Opiumwet
Artikel 3
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
  • A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
  • B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
  • C. aanwezig te hebben;
  • D. te vervaardigen.
Hennep en Hasjiesj staan vermeld op lijst II.
Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II (…) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Damoclesbeleid De Markiezaten, Gemeente Tholen 2020

Softdrugs

Indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a dan wel artikel 13b lid 1 onder b Opiumwet, treft de burgemeester de volgende maatregelen:
1e overtreding
Handelshoeveelheid
Sluiting voor
2 maanden
Voorbereidingshandelingen
Sluiting voor
1 maand
2e overtreding
Handelshoeveelheid
Sluiting voor
3 maanden
Voorbereidingshandelingen
Sluiting voor
2 maanden
3e overtreding
Handelshoeveelheid
Sluiting voor
6 maanden
Voorbereidingshandelingen
Sluiting voor
3 maanden
Een vervolgstap in de matrix wordt genomen indien de overtreding plaatsvindt binnen drie jaar na de datum van waarop het besluit voor een eerdere overtreding is genomen.
Bijzondere omstandigheden
Bij een overtreding van artikel 13b Opiumwet kan sprake zijn van verzwarende dan wel verlichtende omstandigheden waardoor een langere/kortere sluitingstermijn wordt gehanteerd. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om in een specifiek geval een waarschuwing op te leggen.
De sluitingsduur die geldt bij de aanwezigheid van verzwarende omstandigheden wordt per geval bepaald. Echter zal de sluitingstermijn nooit langer zijn dan de termijn die bij een eerstvolgende overtreding toegepast zou worden. Bij de beoordeling van de vraag welke alternatieve sluitingsduur in een betreffend geval passend is, kan onder andere rekening worden gehouden met de bekendheid van een woning of lokaal als drugsadres, de noodzaak om de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of herhaling van een ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen.
De belangrijkste feiten en omstandigheden die aangemerkt worden als verzwarende omstandigheden zoals hiervoor bedoeld, zijn (niet-limitatief):
  • Er is sprake van een significante overschrijding van de handelshoeveelheid van verdovende middelen;
  • Indicatoren van enige professionaliteit of attributen die wijzen op beroeps- of bedrijfsmatige teelt;
  • Er is sprake van geweldsdelicten of andere openbare orde delicten;
  • Er is sprake van verboden wapenbezit (als bedoeld in de Wet wapens en munitie);
  • Er zijn (grote) som(men) contant geld aanwezig;
  • Mate van gevaarzetting en risico’s voor de bewoners, omwonende en/of de omgeving (denk aan een verhoogd brandrisico door overbelasting van het energienetwerk en illegale elektriciteitsaansluitingen of overtreding van de bouwregelgeving);
  • Ernstige overlast voor omwonende en/of de omgeving;
  • Aannemelijkheid dat er meerdere panden betrokken zijn bij de handel in drugs;
  • Er is een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband.

Voetnoten

1.Meld Misdaad Anoniem
3.ECLI:NL:RVS:2025:2922 overweging 9