Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2025 in de zaak tussen
[betrokkene](betrokkene), uit [plaats ] ,
Samenvatting
Procesverloop
Totstandkoming van het bestreden besluit
Beroepsgronden
Juridisch kader
Beoordeling door de rechtbank
- Betrokkene heeft een laag verbruik van gas, water en elektra, terwijl zij heeft aangegeven dat zij bijna dagelijks doucht en zij een Amerikaanse koelkast heeft die normaal gesproken veel stroom verbruikt.
- Tijdens geen van de waarnemingen is de auto van betrokkene in [plaats ] waargenomen. Haar auto is wel tijdens alle waarnemingen in de (vroege) ochtend waargenomen bij haar partner in Den Bosch.
- Betrokkene heeft een apneuapparaat dat niet bij haar in de woning is aangetroffen. Tijdens het huisbezoek heeft betrokkene aangegeven dat zij dit niet dagelijks gebruikt, maar dit heeft zij eerder niet aangegeven.
- Tijdens het huisbezoek zijn geen verse producten bij betrokkene aangetroffen en het
- Tijdens het huisbezoek zijn medicijnen aangetroffen, echter waren deze deels jaren geleden uitgegeven.
- De verklaringen van betrokkene bevatten tegenstrijdigheden. Betrokkene zou nu vaker bij haar vriendin in Empel zijn omdat die terminaal is, maar haar auto is gedurende alle waarnemingen in de ochtend bij de woning van haar partner aangetroffen. Tijdens het spreekkamergesprek geeft betrokkene aan veel thuis te zijn, later zegt zij ook veel bij haar vriendin te zijn in Empel en vervolgens geeft zij aan vaker weg te zijn vanwege bedreigingen.
voorlopigbij een vriend gaat verblijven om
eventot rust te komen en dat zij haar dochter de
komende tijdniet naar het woonwagenkamp haalt. Hieruit volgt op zichzelf dus niet dat in 2024 – drie jaar later – nog het advies gold om zo min mogelijk op het uitkeringsadres te verblijven. In het dossier zitten geen (andere) stukken waaruit blijkt dat dit advies toen nog wel gold. Eiseres heeft in dit kader aangevoerd dat de feitelijke situatie sinds 2021 onveranderd is, aangezien op het woonwagenkamp nog steeds familieleden van betrokkene wonen, waaronder haar neef waarmee zij in onmin leeft. Betrokkene zou aangifte c.q. meldingen hebben gedaan bij de politie en de gemeente van incidenten die zich sindsdien hebben voorgedaan, maar (ook) dat is niet onderbouwd. Het door eiseres aangevoerde vormt dan ook geen aanleiding om te concluderen dat betrokkene in de periode in geding, ondanks de feitelijke situatie, toch haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had.