Op 3 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Dienst Toeslagen. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder, de Dienst Toeslagen, niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond was, omdat verweerder niet binnen de door de rechtbank eerder gestelde termijn van zeven weken had beslist. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar te nemen. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 51,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.