In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 januari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 27 oktober 2023 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 4 november 2024 in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat er na deze ingebrekestelling geen besluit is genomen. Hierdoor is de rechtbank genoodzaakt om de Dienst Toeslagen op te dragen alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen.
De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen twee weken na verzending van de uitspraak een vooraankondiging moet verzenden, en dat er een dwangsom van € 100,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiseres vergoeden, evenals een proceskostenvergoeding van € 453,50. De rechtbank wijst erop dat de termijn voor het nemen van een besluit is vastgesteld op acht weken na verzending van de uitspraak, om rekening te houden met de werkdruk van de Dienst Toeslagen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing. De rechtbank benadrukt dat indien partijen het niet eens zijn met de uitspraak, zij binnen zes weken een verzetschrift kunnen indienen.