In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 februari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 9 januari 2023 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de Dienst Toeslagen op 22 maart 2024 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een vooraankondiging aan eiseres moet verzenden, en binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze of na het verstrijken van de termijn van zes weken een besluit moet nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst erop dat eiseres recht heeft op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in dit geval € 453,50 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De rechtbank benadrukt dat als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, zij binnen zes weken een verzetschrift kunnen indienen.