ECLI:NL:RVS:2009:BJ1115
Raad van State
- Hoger beroep
- D.A.C. Slump
- A.M. van Meurs-Heuvel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de definitieve vaststelling van huurtoeslag door de Belastingdienst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 november 2008. De rechtbank had het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard en de besluiten van de Belastingdienst van 7 december 2007 en 5 februari 2008 vernietigd. De Belastingdienst had de huurtoeslag voor 2006 vastgesteld op € 1.054, met de verplichting voor [wederpartij] om € 953 terug te betalen. De Belastingdienst stelde dat de dochter van [wederpartij] niet in aanmerking kwam voor huurtoeslag omdat zij niet op het woonadres van [wederpartij] was ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). De rechtbank oordeelde echter dat de dochter, die onder een co-ouderschapregeling bij [wederpartij] verbleef, als medebewoner moest worden aangemerkt, ondanks dat zij op het adres van haar moeder was ingeschreven.
De Belastingdienst ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat artikel 4, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) van toepassing was op de Wet op de huurtoeslag (Wht). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de dochter van [wederpartij] als medebewoner moest worden aangemerkt. De Afdeling volgde de rechtbank in haar redenering dat de inschrijvingseis in de GBA niet absoluut is en dat er uitzonderingen zijn voor situaties zoals co-ouderschap.
De Afdeling verklaarde het hoger beroep van de Belastingdienst gegrond, maar vernietigde alleen de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de Belastingdienst opdroeg een nieuwe beschikking huurtoeslag af te geven. De Belastingdienst werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [wederpartij].