ECLI:NL:RVS:2022:3771

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
202203442/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en beoordeling van opvolgende asielaanvragen

Op 5 april 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. Op 3 juni 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 december 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, betreft de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen beoordeelt, vooral wanneer deze gebaseerd zijn op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering. De Afdeling heeft vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagt, en heeft het hoger beroep gegrond verklaard.

De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en het besluit van de staatssecretaris van 5 april 2022 is eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, waarbij rekening gehouden moet worden met de actuele feiten en omstandigheden, inclusief recente maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in Iran. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202203442/1/V2.
Datum uitspraak: 15 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 juni 2022 in zaken nrs. NL22.6207 en NL22.6208 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 3 juni 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De in de eerste grief aan de orde gestelde rechtsvraag over de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen waaraan voortzetting van een eerder ongeloofwaardig geachte bekering ten grondslag is gelegd, onderzoekt en beoordeelt, is beantwoord in de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2713. Uit deze uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 5 april 2022 wordt vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw een besluit op de aanvraag moet nemen en daarbij rekening moet houden met feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdeling verder in beroep en hoger beroep heeft aangevoerd te bespreken. Dit betekent dus dat de staatssecretaris ook rekening moet houden met de recente maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in Iran en moet beoordelen in welke mate daar risico’s voor de vreemdeling uit voortkomen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 juni 2022 in zaken nrs. NL22.6207 en NL22.6208;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van 5 april 2022, V-[…];
V.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lodeweges
griffier
625