ECLI:NL:RVS:2022:3771
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en beoordeling van opvolgende asielaanvragen
Op 5 april 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. Op 3 juni 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 december 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, betreft de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen beoordeelt, vooral wanneer deze gebaseerd zijn op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering. De Afdeling heeft vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagt, en heeft het hoger beroep gegrond verklaard.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en het besluit van de staatssecretaris van 5 april 2022 is eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, waarbij rekening gehouden moet worden met de actuele feiten en omstandigheden, inclusief recente maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in Iran. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.