ECLI:NL:RVS:2023:1674
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 1 mei 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van drie vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren op 17 juli 2020 afgewezen, waarna de vreemdelingen in beroep gingen bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank verklaarde de beroepen op 9 maart 2022 ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.
In de uitspraak van de Raad van State werd bevestigd dat de rechtbank terecht oordeelde dat de staatssecretaris de gestelde seksuele gerichtheid van de zoon van de vreemdelingen niet ten onrechte ongeloofwaardig achtte. De rechtbank had de bewijsstukken die door de vreemdelingen waren overgelegd op juiste wijze betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling, in lijn met eerdere uitspraken. Het hoger beroep bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden, waardoor de Raad van State geen verdere motivering nodig achtte.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.