202303310/4/V3.
Datum uitspraak: 14 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij uitspraak van 17 mei 2023 heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit neemt op de aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Terpstra, advocaat te Amsterdam, heeft op 29 juni 2023 bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De rechtbank heeft dit beroep aan de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1. De vreemdeling klaagt in zijn beroep van 29 juni 2023 over het uitblijven van een nieuw besluit op zijn aanvraag binnen de door de rechtbank gestelde termijn. De Afdeling beslist nu op dit beroep, los van het hoger beroep.
2. De door de rechtbank gestelde termijn voor het nemen van een nieuw besluit liep tot en met 28 juni 2023. De vreemdeling heeft op 29 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet nemen van een nieuw besluit binnen die termijn. Vast staat dat op het moment dat de vreemdeling het beroep instelde, de staatssecretaris in verzuim was om een nieuw besluit op de aanvraag te nemen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:673, onder 8). De staatssecretaris heeft nog geen nieuw besluit genomen. 3. Het beroep is gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit moet worden vernietigd. Omdat de staatssecretaris nog geen nieuw besluit heeft genomen, bepaalt de Afdeling met toepassing van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb dat hij binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van de vreemdeling moet nemen en bekendmaken. De Afdeling bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de staatssecretaris een dwangsom moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
4. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. De hoogte daarvan bedraagt 1 punt voor het beroep met toepassing van een wegingsfactor van 0,5.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit gegrond;
II. vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
III. draagt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van de vreemdeling te nemen en op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. bepaalt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de vreemdeling een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 bedraagt, met een maximum van € 15.000,00;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 418,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023
962