202201535/1/V3.
Datum uitspraak: 6 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 8 maart 2022 in zaak nr. NL22.939 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 8 maart 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M. Veld, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1. De staatssecretaris heeft de vreemdeling, die afkomstig is uit Armenië, niet voor of tijdens het "Gehoor veilig land van herkomst", dat op 10 januari 2022 plaatsvond, medisch laten onderzoeken door de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU). Hij was daartoe ook in zijn algemeenheid niet verplicht, maar uit artikel 24 van de Procedurerichtlijn en artikel 3.108b van het Vb 2000 volgt wel dat als informatie over de vreemdeling of het gedrag of uitlatingen van de vreemdeling voor of tijdens het gehoor daar aanleiding toe geven, alsnog een medisch advies moet worden gevraagd (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1584, onder 3.2). 1.1. De vreemdeling klaagt in zijn tweede grief terecht over de overweging van de rechtbank dat de staatssecretaris geen medisch advies aan de FMMU hoefde te vragen. De staatssecretaris had ten tijde van het gehoor de beschikking over het in de Nederlandse taal gestelde patiëntdossier waarin is vermeld dat de vreemdeling schizofrenie en slapeloosheid dan wel andere slaapstoornis heeft en dat hij in dat kader onder meer olanzapine, een psychofarmacon, voorgeschreven heeft gekregen. Verder heeft de vreemdeling bij de aanvang van dat gehoor verklaard psychofarmaca te slikken om depressieve klachten wat weg te nemen en in de nacht een beetje te kunnen slapen. Ook heeft hij gezegd dat hij dat medicijn al meer dan een dag niet meer heeft en de dokter echt te pakken moet krijgen voor nieuwe medicatie. Voorts heeft de vreemdeling verklaard in Armenië een maand in een psychiatrisch ziekenhuis te hebben verbleven en daarna langjarig in de gevangenis op de psychiatrische afdeling. In dit geval had de staatssecretaris daarom naar het oordeel van de Afdeling in de medische informatie over de vreemdeling en zijn verklaringen aanleiding moeten zien om het gehoor af te breken en alsnog de FMMU te raadplegen. Dat de vreemdeling aan het begin van het gehoor heeft verklaard dat hij in staat was om te worden gehoord en dat ook aan het slot nog eens heeft bevestigd, is gelet op genoemde feiten en omstandigheden onvoldoende reden om van het inschakelen van de FMMU af te zien. De rechtbank heeft niet onderkend dat de staatssecretaris het besluit van 13 januari 2022 niet zorgvuldig heeft voorbereid (artikel 3:2 van de Awb).
De grief slaagt.
2. Wat de vreemdeling in de overige grieven heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat de grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond. Het besluit van 27 juli 2021 wordt vernietigd. Uit een oogpunt van definitieve geschilbeslechting laat de Afdeling de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit evenwel in stand (artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb). Dit betekent dat het besluit feitelijk toch blijft gelden. Daarover overweegt de Afdeling het volgende.
4. De staatssecretaris is in zijn besluit ingegaan op de stelling van de vreemdeling dat het vreemd is dat het gehoor is doorgezet zonder de FMMU te raadplegen. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat er direct voorafgaande aan en tijdens het gehoor geen concrete aanwijzingen waren dat de vreemdeling niet in staat was om gehoord te worden. Ook heeft de vreemdeling bij aanvang van het gehoor expliciet verklaard dat hij zich lichamelijk en geestelijk in staat voelde gehoord te worden. De vreemdeling heeft dit standpunt in beroep en hoger beroep ongemotiveerd betwist. Hij heeft verder ook de volledigheid en juiste weergave in het verslag van het gehoor van zijn asielrelaas door de staatssecretaris niet bestreden en ook niet vermeld waarom hij van mening is dat het alsnog raadplegen van de FMMU tot een andere beoordeling van zijn asielrelaas had kunnen leiden. Gelet op het falen van de overige grieven kan wat de vreemdeling in beroep heeft aangevoerd niet leiden tot de conclusie dat het besluit van 13 januari 2022 inhoudelijk onjuist is. De Afdeling verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van Justitie van 29 juni 2023, X tegen Ierland, ECLI:EU:C:2023:523, punt 71.
5. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 8 maart 2022 in zaak nr. NL22.939;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 13 januari 2022, V-[…];
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;
VI. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Steendijk
voorzitter
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2023
47