ECLI:NL:RVS:2023:3413

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
202202616/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking verblijfsvergunning asiel en afwijzing aanvraag verblijfsvergunning onbepaalde tijd

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 1 april 2022 zijn beroep tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 juli 2020 besloten om de verblijfsvergunning in te trekken en de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd af te wijzen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.W. Eikelboom, heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 7 september 2023 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de staatssecretaris een goede belangenafweging heeft gemaakt. De vreemdeling had in zijn asielaanvraag relevante gegevens achtergehouden, wat de staatssecretaris het recht gaf om de aanvraag af te wijzen. De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat de staatssecretaris niet alleen op basis van de achtergehouden gegevens kon besluiten, maar dat ook andere relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging moesten worden meegenomen. De omstandigheid dat de zus van de vreemdeling in Nederland woont en hij haar maandelijks bezoekt, is door de staatssecretaris niet betrokken, maar dit gebrek is door de rechtbank gepasseerd op basis van de motivering in het verweerschrift.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij de beoordeling van asielaanvragen en de noodzaak voor vreemdelingen om volledige en juiste informatie te verstrekken.

Uitspraak

202202616/1/V3.
Datum uitspraak: 7 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 1 april 2022 in zaak nr. NL20.15825 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juli 2020 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken, de aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen, afgewezen en geweigerd de vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 1 april 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.W. Eikelboom, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In de achtste grief klaagt de vreemdeling tevergeefs over het oordeel van de rechtbank dat de staatssecretaris een goede belangenafweging heeft gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris in het nadeel van de vreemdeling mocht meewegen dat hij relevante gegevens heeft achtergehouden bij zijn asielaanvraag. Maar daarbij heeft zij ook, anders dan het geval was in de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2835, onder 3.2, voldoende onderkend dat de staatssecretaris niet alleen hierom mocht vinden dat het door de vreemdeling opgebouwde privéleven niet opweegt tegen het belang van de Nederlandse staat dat een verblijfsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van juiste en volledige gegevens. De rechtbank heeft namelijk op juiste wijze getoetst of de staatssecretaris wel alle relevante feiten en omstandigheden bij de belangenafweging heeft betrokken. Daarbij heeft zij er terecht op gewezen dat de staatssecretaris de omstandigheid dat de zus van de vreemdeling in Nederland woont en hij haar maandelijks bezoekt, niet kenbaar heeft betrokken. De rechtbank heeft dit gebrek echter terecht gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, gelet op de motivering van de staatssecretaris in het verweerschrift. De rechtbank is op basis van haar toetsing terecht tot het oordeel gekomen dat de staatssecretaris de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van de vreemdeling heeft laten uitvallen. De Afdeling wijst er daarbij volledigheidshalve nog op dat de gang van zaken bij de intrekking van de verblijfsvergunning in deze zaak, anders dan in de hiervoor genoemde uitspraak van 26 juli 2023, niet leidt tot een ander oordeel. De omstandigheden in beide zaken zijn namelijk onvoldoende vergelijkbaar, alleen al omdat de staatssecretaris in die zaak de vreemdeling, ondanks de al beschikbare informatie uit Vision, nog een asielvergunning en een asielvergunning voor onbepaalde tijd heeft verleend en de intrekkingsprocedure zonder goede verklaring jaren heeft geduurd.
De grief faalt.
2.       Wat de vreemdeling voor het overige aanvoert, leidt ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift voor het overige geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. J.J.W.P. van Gastel en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2023
846-1017