ECLI:NL:RVS:2023:4673

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
202306509/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • H.G. Sevenster
  • E. Steendijk
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake vreemdelingenrecht met betrekking tot schijnhuwelijk en procesvoering

Op 14 december 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van een vreemdeling om herziening van een eerdere uitspraak van 21 september 2023. De vreemdeling, die ook voor haar kinderen opkwam, had verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten en omstandigheden die voorheen niet bekend waren. De Afdeling heeft in haar overwegingen het relevante artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, dat de voorwaarden voor herziening van een onherroepelijke uitspraak uiteenzet.

In de eerdere uitspraak van 21 september 2023 was overwogen dat de staatssecretaris, in overeenstemming met zijn aangepaste werkwijze, nader onderzoek had gedaan naar de vreemdeling en haar situatie. De vreemdeling had tijdens de zitting slechts één van de vier indicatoren betwist die aanleiding gaven voor dit nader onderzoek. In het verzoek om herziening betoogde de vreemdeling dat zij meerdere indicatoren had betwist, maar de Afdeling concludeerde dat deze betwisting niet zou hebben geleid tot een andere uitspraak. De vreemdeling had niet betwist dat de indicatoren zich voordeden, maar stelde dat deze op zichzelf niet voldoende waren om te concluderen tot een schijnhuwelijk.

De Afdeling oordeelde dat het verzoek om herziening niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, en wees het verzoek af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 14 december 2023, en is daarmee definitief.

Uitspraak

202306509/1/V1.
Datum uitspraak: 14 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling], mede voor haar kinderen,
verzoekster (hierna: de vreemdeling),
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 21 september 2023 in zaak nr. 202204404/1/V1, ECLI:NL:RVS:2023:3567.
Procesverloop
Bij brief van 19 oktober 2023 heeft de vreemdeling de Afdeling verzocht om herziening van de hiervoor genoemde uitspraak van 21 september 2023.
Overwegingen
1.       Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
2.       In de uitspraak van 21 september 2023 heeft de Afdeling overwogen dat de grief niet slaagt. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de staatssecretaris, overeenkomstig zijn met ingang van juli 2020 aangepaste werkwijze, vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2357, onder 4.5, in dit geval is overgegaan tot nader onderzoek in de vorm van een simultaan gehoor, omdat vier individuele indicatoren daarvoor aanleiding gaven, en dat uit de zittingsaantekeningen blijkt dat de vreemdeling ter zitting van de rechtbank daarvan slechts één gemotiveerd heeft betwist. Onder die omstandigheden is het gebruik van het aldus verkregen bewijs toelaatbaar, aldus de uitspraak van 21 september 2023.
3.       De vreemdeling betoogt terecht dat de Afdeling heeft nagelaten haar vóór die uitspraak de zittingsaantekeningen toe te sturen waarnaar zij in die uitspraak verwijst. Daarmee heeft de vreemdeling niet de gelegenheid gekregen om de Afdeling tijdig te laten weten dat, zoals zij in het verzoek om herziening stelt, zij niet slechts één, maar meerdere indicatoren ter zitting heeft betwist. De vreemdeling licht in het verzoek toe wat zij ter zitting heeft aangevoerd over de indicatoren, terwijl dat niet in de zittingsaantekeningen is terug te vinden.
De Afdeling stelt vast dat de vreemdeling niet stelt te hebben betwist dat de indicatoren zich voordoen, maar dat zij heeft gesteld dat elke indicator op zichzelf niets zegt over het bestaan van een schijnhuwelijk. Dat neemt niet weg dat de staatssecretaris in dit geval, anders dan het geval was in de uitspraak van 19 juni 2023, zijn nader onderzoek naar het bestaan van een schijnhuwelijk in de vorm van een simultaan gehoor niet slechts heeft gebaseerd op het enkele feit dat de vreemdeling afkomstig is uit Ghana, maar op de individuele feiten en omstandigheden in deze zaak. Wat de vreemdeling, naar gesteld, ter zitting bij de rechtbank heeft aangevoerd, zou niet tot een andere uitspraak hebben kunnen leiden. Het door de vreemdeling aangevoerde is alleen al daarom geen feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
4.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. E. Steendijk, en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023
488-1042