ECLI:NL:RVS:2023:3567
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H. van Breda
- N. Verheij
- H.J.M. Baldinger
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en niet in behandeling nemen aanvraag voor kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 11 juli 2022. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), die op 16 december 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tevens was de aanvraag voor haar kinderen om een mvv niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. Werner, heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. Het bezwaar werd op 18 november 2021 ongegrond verklaard door de staatssecretaris. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 11 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling in hoger beroep is gegaan.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De beslissing is genomen met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 september 2023. De betrokken rechters, J.H. van Breda als voorzitter, N. Verheij en H.J.M. Baldinger als leden, hebben de beslissing gezamenlijk vastgesteld, met mr. J. Verbeek als griffier.