ECLI:NL:RVS:2024:1419

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
202400111/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling inzake proceskostenveroordeling staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2023. De vreemdeling heeft echter het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten die zijn ontstaan in het kader van deze procedure. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 april 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.

De vreemdeling heeft zijn hoger beroep ingetrokken en tegelijkertijd een verzoek ingediend om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek kan worden toegewezen als de staatssecretaris aan de vreemdeling tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep door zijn toedoen is vervallen. De staatssecretaris heeft op 22 januari 2024 een aanvraag van de vreemdeling om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingewilligd, wat een belangrijke factor in deze beslissing was.

De Afdeling heeft overwogen dat de staatssecretaris binnen de wettelijk gestelde termijn van vijftien maanden een besluit heeft genomen en dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen. Het verzoek van de vreemdeling is dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. V.V. Essenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 april 2024.

Uitspraak

202400111/1/V1.
Datum uitspraak: 4 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 20 december 2023 in zaak nr. NL23.18817 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 20 december 2023.
De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de staatssecretaris krachtens artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de staatssecretaris aan de vreemdeling tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door zijn toedoen is vervallen (uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1).
2.       De staatssecretaris heeft bij besluit van 22 januari 2024 een aanvraag van de vreemdeling van 11 december 2022 om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de staatssecretaris met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De staatssecretaris heeft binnen een termijn van vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. V.V. Essenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. Essenburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024
999