ECLI:NL:RBDHA:2024:9478
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoekster, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 1 december 2022. Op 16 februari 2024 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat de verlenging van de beslistermijn door de staatssecretaris rechtmatig was, waardoor de ingebrekestelling van verzoekster te vroeg was ingediend.
De rechtbank concludeert dat het verzoek om een proceskostenveroordeling kennelijk ongegrond is en wijst dit verzoek af. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.