ECLI:NL:RVS:2024:2074

Raad van State

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
202205423/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 17 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 15 juni 2022 niet in behandeling is genomen. De rechtbank had op 6 september 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit moest worden genomen met inachtneming van de uitspraak.

De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.G. Grigorjan, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. De Afdeling heeft in haar overwegingen de grief van de staatssecretaris beoordeeld, die zich richtte tegen het oordeel van de rechtbank over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije, in het licht van de pushbackpraktijken in dat land. De Afdeling heeft vastgesteld dat de grief slaagt, en heeft het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij niet heeft uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist was.

De conclusie van de Afdeling is dat het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond is, de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de vreemdeling alsnog ongegrond wordt verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.

Uitspraak

202205423/1/V3.
Datum uitspraak: 17 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:
I.        de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
II.       [de vreemdeling],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 6 september 2022 in zaak nr. NL22.11233 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 6 september 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.G. Grigorjan, advocaat te 's-Hertogenbosch, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven. De vreemdeling heeft daarop gereageerd.
Overwegingen
Het hoger beroep van de staatssecretaris
1.       De staatssecretaris komt met zijn grief op tegen het oordeel van de rechtbank dat hij niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije mag uitgaan, gelet op de pushbackpraktijken in dat land. Deze rechtsvraag heeft de Afdeling beantwoord in haar uitspraken van 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RVS:2023:3134, onder 4.4-4.10. De Afdeling wijst ook op haar uitspraak van 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:870, onder 5. Uit die uitspraken volgt dat de grief slaagt.
Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de vreemdeling
2.       Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
Conclusie
3.       Het hoger beroep van de staatssecretaris is gegrond. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de vreemdeling is niet-ontvankelijk. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       verklaart het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk;
III.      vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 6 september 2022 in zaak nr. NL22.11233;
IV.     verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024
873-985