ECLI:NL:RVS:2024:2074
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 17 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 15 juni 2022 niet in behandeling is genomen. De rechtbank had op 6 september 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit moest worden genomen met inachtneming van de uitspraak.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.G. Grigorjan, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. De Afdeling heeft in haar overwegingen de grief van de staatssecretaris beoordeeld, die zich richtte tegen het oordeel van de rechtbank over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije, in het licht van de pushbackpraktijken in dat land. De Afdeling heeft vastgesteld dat de grief slaagt, en heeft het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij niet heeft uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist was.
De conclusie van de Afdeling is dat het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond is, de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de vreemdeling alsnog ongegrond wordt verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.