ECLI:NL:RVS:2024:2133

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
202204294/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur door appellanten tegen de commissie van advies voor bezwaarschriften Het Hogeland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 mei 2022. De rechtbank had eerder de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, die zich richtten tegen besluiten van de commissie van advies voor bezwaarschriften Het Hogeland. Deze commissie had op 16 december 2020 verzoeken van appellanten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ingewilligd, maar verklaarde later het bezwaar van appellanten ongegrond. Appellanten stelden dat er procedurele en bevoegdheidsgebreken waren, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat appellanten geen actueel en reëel belang meer hadden bij een inhoudelijke beoordeling van hun hoger beroep. Dit was omdat zij niet hadden bestreden dat er nog informatie onder de commissie berustte die niet openbaar was gemaakt, terwijl zij daar wel om hadden verzocht. De Afdeling benadrukte dat de bestuursrechter alleen inhoudelijk kan oordelen als er een actueel belang is. Aangezien dit belang volgens de Afdeling was vervallen, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De commissie hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202204294/1/A3.
Datum uitspraak: 22 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Den Andel, gemeente Het Hogeland,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 20 mei 2022 in zaken nrs. 21/1967 en 21/1968 in het geding tussen:
[appellanten]
en
de commissie van advies voor bezwaarschriften Het Hogeland.
Procesverloop
Bij besluiten van 16 december 2020 heeft de commissie verzoeken van [appellanten] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) ingewilligd.
Bij besluiten van 4 mei 2021 heeft de commissie het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2022 heeft de rechtbank de door [appellanten] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
De commissie heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2024, waar [appellanten] zijn verschenen.
Overwegingen
1.       De commissie heeft duidelijk gemaakt dat zij niet beschikt over andere informatie dan de informatie die al aan [appellanten] is toegezonden en openbaar is gemaakt. [appellanten] hebben in hoger beroep in de kern, net als bij de rechtbank, procedurele en bevoegdheidsgebreken naar voren gebracht. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in uitspraken van 26 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:646, 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1414 en 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4404), is de bestuursrechter echter slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen vanwege de principiële betekenis daarvan. Niet is gebleken dat [appellanten] nog een actueel en reëel belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien zij in feite niet hebben bestreden dat er nog informatie onder de commissie berust die niet openbaar is gemaakt terwijl zij daar wel om hadden verzocht. [appellanten] hebben toegelicht dat het van belang is dat er goed gemotiveerde en rechtmatige besluiten worden genomen door bevoegde personen en dat volgens de regels wordt gehandeld, omdat de openbaarmaking van bepaalde informatie voor een ieder grote gevolgen kan hebben. Zoals volgt uit vaste jurisprudentie is de bestuursrechter echter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan, als er zoals nu geen actueel en reëel belang bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De commissie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024
802