202306145/1/V2.
Datum uitspraak: 3 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 20 september 2023 in zaak nr. NL23.21527 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 20 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Szirmai, advocaat te Heerenveen, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1. De vreemdeling betoogt in zijn eerste grief terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de overdrachtstermijn nog niet verstreken is. De Afdeling heeft namelijk in haar uitspraak van 22 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4198, onder 6.1 tot en met 7, geoordeeld dat het louter indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening niet leidt tot opschorting van de overdrachtstermijn en dat voor opschorting van de overdrachtstermijn noodzakelijk is dat het verzoek om een voorlopige voorziening in beroep wordt toegewezen. In dit geval heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de overdrachtstermijn niet is opgeschort. De grief slaagt. 2. Dit betekent dat de overdrachtstermijn, die is gaan lopen vanaf het claimakkoord op 16 februari 2023, is verstreken op 16 augustus 2023. Aangezien de vreemdeling pas naderhand is overgedragen aan Frankrijk, is Nederland verantwoordelijk geworden voor de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek van de vreemdeling. Dit heeft tot gevolg dat de staatssecretaris op grond van artikel 29, derde lid, van de Dublinverordening verplicht is om te bewerkstelligen of te faciliteren dat de vreemdeling kan terugkeren naar Nederland. De Afdeling wijst ter vergelijking op haar uitspraak van 15 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2356, onder 2. 3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 25 juli 2023 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet een nieuw besluit op de aanvraag nemen. De staatssecretaris moet de proceskosten van het hoger beroep vergoeden. Omdat de rechtbank aan de vreemdeling al een proceskostenvergoeding heeft toegekend voor het beroep en dat onderdeel van de uitspraak in stand blijft, bestaat er geen aanleiding om de staatssecretaris opnieuw in de proceskosten van het beroep te veroordelen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 20 september 2023 in zaak nr. NL23.21527, voor zover de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 25 juli 2023, V-[…];
V. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2024
986