ECLI:NL:RVS:2024:2425
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel en niet-ontvankelijkheid van incidenteel hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank het beroep van de vreemdeling gegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde op 14 december 2022 dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen op de aanvraag van de vreemdeling.
De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Coene, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris echter zijn hoger beroep ingetrokken, omdat de vreemdeling niet binnen de termijnen van de Dublinverordening aan Polen was overgedragen, waardoor hij geen belang meer had bij het hoger beroep.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vervolgens alleen het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling beoordeeld. Aangezien de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen, heeft de vreemdeling onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn incidenteel hoger beroep. De Afdeling heeft daarom het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden, omdat hij door het tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen.