ECLI:NL:RVS:2024:2459
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 17 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 29 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 24 november 2023 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de grieven van de vreemdeling niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid. De Raad verwees naar eerdere uitspraken, waaronder die van 6 juli 2022 en 12 juni 2024, en naar een arrest van het Hof van Justitie van 30 november 2023. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 juni 2024.