ECLI:NL:RVS:2024:2571

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
202400436/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag door staatssecretaris

Op 26 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 21 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 19 januari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.W. Verweij, hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris, op verzoek van de Afdeling, nadere schriftelijke inlichtingen verstrekt. Na het indienen van het hoger beroep heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling genomen. De Afdeling oordeelde dat de vreemdeling onvoldoende belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien haar doel met het hoger beroep al was bereikt. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, omdat hij de asielaanvraag pas na tijdsverloop in behandeling had genomen en niet tegemoet was gekomen aan de vreemdeling. De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het handelen van de staatssecretaris voor de rechtspositie van de vreemdeling.

Uitspraak

202400436/1/V3.
Datum uitspraak: 26 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 19 januari 2024 in zaak nr. NL23.39930 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 19 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven.
Overwegingen
1.       Nadat de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld in deze zaak, heeft de staatssecretaris haar asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De vreemdeling heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep, omdat zij heeft bereikt wat zij met haar hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris haar asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1253, onder 2).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Hij heeft namelijk als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. Hij is dus niet aan de vreemdeling tegemoetgekomen (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2024
347-985