ECLI:NL:RVS:2024:653
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 15 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 23 juni 2021 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, verklaarde op 18 januari 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de rechtbank terecht concludeerde dat de zaak van de vreemdeling niet draait om de vraag of hij een fundamentele politieke overtuiging heeft. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ook terecht heeft overwogen dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geacht dat de vreemdeling in Azerbeidzjan niet als politiek opposant wordt gezien en daarom geen vrees voor vervolging heeft. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 februari 2024, waarbij mr. N. Verheij de uitspraak heeft vastgesteld in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.