ECLI:NL:RVS:2024:883
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 4 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kind een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 september 2022 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 31 oktober 2022 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.M. van Kuilenburg, hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris, na het indienen van het hoger beroep, de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog in behandeling genomen. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de vreemdeling onvoldoende belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien haar doel met het hoger beroep al was bereikt door de behandeling van de asielaanvraag. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was.
De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, omdat hij de asielaanvraag pas na het instellen van het hoger beroep in behandeling had genomen. De uitspraak van de Afdeling benadrukt dat de vreemdeling niet is tegemoetgekomen door de staatssecretaris, aangezien de beslissing om de aanvraag niet in behandeling te nemen al was genomen voordat het hoger beroep werd ingesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.