ECLI:NL:RVS:2024:992
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag
Op 8 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 14 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 22 december 2022 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.E.J.M. van den Toorn, hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris zijn asielaanvraag alsnog in behandeling genomen, waardoor de vreemdeling zijn doel met het hoger beroep heeft bereikt. De Raad van State oordeelde dat de vreemdeling onvoldoende belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien zijn aanvraag nu wel in behandeling was genomen. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden, omdat hij door het tijdsverloop de asielaanvraag alsnog had behandeld zonder tegemoetkoming aan de vreemdeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van hoger beroep in bestuursrechtelijke procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op vreemdelingenrecht. De beslissing werd genomen door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, en de griffier was mr. M.W. Schippers. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de beslissing.