202403835/1/V1.
Datum uitspraak: 19 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker]
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb).
Procesverloop
Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, advocaat in Zwolle, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 juni 2024 in zaak nr. NL24.13065.
De minister van Asiel en Migratie heeft een nader stuk ingediend.
Verzoeker heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de minister te veroordelen in de bij verzoeker opgekomen proceskosten.
Overwegingen
Het verzoek om een proceskostenveroordeling
1. Verzoeker heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de minister krachtens artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de minister aan een appellant tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door haar toedoen is vervallen, zie ook de uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1. 2. De Afdeling heeft in haar uitspraken van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, en 10 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2829, prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie om te kunnen bepalen of de minister de beslistermijn, met WBV 2022/22 en WBV 2023/3, heeft mogen verlengen. Het Hof heeft in zijn arrest van 8 mei 2025, ECLI:EU:C:2025:326, antwoord gegeven op de prejudiciële vragen die de Afdeling heeft gesteld in haar uitspraak van 8 november 2023, die gaan over WBV 2022/22. De Afdeling moet hierover eerst nog einduitspraak doen. Het Hof heeft nog geen antwoord gegeven op de prejudiciële vragen die de Afdeling heeft gesteld in de verwijzingsuitspraak van 10 juli 2024. Nadat de Afdeling einduitspraak doet in de verwijzingszaak die gaat over WBV 2022/22 zal zij bezien of verdere aanhouding van zaken die vallen onder WBV 2023/3 nodig is, vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2219, onder 1 en 2. 3. Het voorgaande heeft geen invloed op de vraag of verzoeker haar proceskosten vergoed moet krijgen. In dit geval heeft de minister bij het besluit van 16 mei 2025 de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Verzoeker heeft die aanvraag op 6 mei 2023 ingediend. Dit betekent dat de minister, ongeacht de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn, ook de beslistermijn van vijftien maanden heeft overschreden. De Afdeling ziet daarom aanleiding om de minister in de proceskosten te veroordelen.
4. Het verzoek wordt toegewezen. De minister moet de in verband met het hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden. Het gaat om een punt voor het hogerberoepschrift. Het hoger beroep gaat uitsluitend over het door de minister niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag. De Afdeling past daarom wegingsfactor 0,5 toe.
Het besluit van 16 mei 2025
5. Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken. De toetsing door de Afdeling beperkt zich dus tot het besluit van 16 mei 2025. Dat besluit wordt namelijk, gelet op artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Appellant heeft desgevraagd laten weten dat zij het niet eens is met dat besluit.
6. De Afdeling ziet in dit geval aanleiding om het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 16 mei 2025, krachtens artikel 6:20, vierde lid, van de Awb, te verwijzen naar de rechtbank Den Haag. De Afdeling acht het passend dat de rechtbank het beroep tegen dat besluit toetst en dat tegen dat oordeel hoger beroep openstaat. De rechtbank is er namelijk op ingericht om in eerste aanleg asielbesluiten te toetsen en zitting te houden in dit soort zaken. Hiermee wordt ook recht gedaan aan de in afdeling 4 van hoofdstuk 7 van de Vw 2000 neergelegde functie van de hogerberoepsrechter.
7. De Afdeling verwijst het beroep naar de rechtbank Den Haag.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verwijst het beroep tegen het besluit van 16 mei 2025, V-[…], naar de rechtbank Den Haag;
II. veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van de bij verzoeker in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 453,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Gazai
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2025
966
Deze uitspraak is op 20 juni 2025 in het digitaal dossier aan partijen ter beschikking gesteld.