Uitspraak
BESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer
griffier
Raad van State
In deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 augustus 2025, zijn zes hoger beroepen van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had zich eerder onbevoegd verklaard of de beroepen ongegrond verklaard, en [appellant] had tegen deze uitspraken hoger beroep ingesteld. De zaak betreft de definitieve huurtoeslag voor het jaar 2013, die door de Dienst Toeslagen op nihil was vastgesteld, waardoor [appellant] de ontvangen voorschotten moest terugbetalen. De Afdeling oordeelt dat [appellant] misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om een bestuursrechtelijk rechtsmiddel in te stellen, omdat zijn gronden voornamelijk procedureel van aard waren en niet gericht op het verkrijgen van een rechtmatigheidsoordeel. Dit leidde tot de conclusie dat de hoger beroepen niet inhoudelijk konden worden behandeld.
De Afdeling wijst op de wettelijke basis van misbruik van recht, zoals vastgelegd in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek, en stelt vast dat [appellant] geen concrete aanknopingspunten had om zijn beroep te onderbouwen. De Afdeling benadrukt dat het procesgedrag van [appellant] een onnodige belasting vormt voor de capaciteit van de gerechten en bestuursorganen. De uitspraak concludeert dat [appellant] de proceskosten van de Dienst Toeslagen moet vergoeden, omdat hij misbruik heeft gemaakt van procesrecht. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de toepassing van misbruik van recht in bestuursrechtelijke procedures.