202405103/1/V1
Datum uitspraak: 10 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 16 juli 2024 in zaak nr. 24/9607 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
het COa.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2024 heeft het COa bepaald dat het betrokkene overplaatst naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen.
Bij mondelinge uitspraak van 16 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het COa en betrokkene hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft deze zaak op een zitting behandeld op 29 januari 2025, waar het COa, vertegenwoordigd door A. Tardjopawiro en L. van Els, en betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M.F. Wijngaarden, advocaat in Amsterdam, zijn verschenen. De zaak is gelijktijdig behandeld met zaak nr. 202401974/1/V1.
Overwegingen
Inleiding
1. Betrokkene heeft bij de minister van Asiel en Migratie een aanvraag ingediend om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen en verklaard dat zijn geboortedatum [geboortedatum] 2008 is. Het COa heeft hem daarom in een opvanglocatie voor minderjarigen geplaatst.
1.1. De minister heeft onderzoek gedaan in het Eurodac-systeem. Daaruit is haar gebleken dat betrokkene in Italië geregistreerd staat als meerderjarige. Als gevolg hiervan heeft de minister de geboortedatum van betrokkene in Nederland aangepast naar [geboortedatum] 2005.
1.2. Omdat de minister de leeftijd van betrokkene heeft aangepast naar meerderjarig, heeft het COa betrokkene op 29 juni 2024 overgeplaatst naar een meerderjarigenopvang.
Toetsingskader
2. In de uitspraak van 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011, onder 6.1, heeft de Afdeling overwogen dat het COa in beginsel mag uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn leeftijd. In dat geval moet het COa navraag doen bij de minister over de leeftijdsbepaling en daarover in samenspraak met de minister zelf een standpunt vormen in het kader van de opvangbehoeften van betrokkene. 2.1. De Afdeling ziet in deze zaak aanleiding om het toetsingskader in haar uitspraak van 15 mei 2024 voor de rechtspraktijk te verduidelijken.
Verduidelijking van het toetsingskader
2.2. In beginsel mag het COa uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, omdat de minister verantwoordelijk is voor de leeftijdsbepaling van een vreemdeling. Als hieruit volgt dat een vreemdeling meerderjarig is en deze verklaart dat hij minderjarig is, dan zal die vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren moeten brengen, waaruit volgt dat er reden bestaat voor twijfel over de leeftijdsbepaling door de minister. Als er concrete aanknopingspunten voor twijfel over de leeftijdsbepaling door de minister zijn, dan moet het COa navraag doen bij de minister over de leeftijdsbepaling. Dat betekent dat het COa contact opneemt met de minister om te overleggen over de bij het COa bekende informatie over de leeftijd van de betrokken vreemdeling en deze in samenspraak met de minister vergelijkt met de informatie die de minister heeft gebruikt om tot de leeftijdsbepaling van de betrokken vreemdeling te komen. Vervolgens moet het COa een eigen standpunt vormen over de opvangbehoeften van de betrokken vreemdeling, omdat het COa verantwoordelijk is voor de passende opvangbehoeften van die vreemdeling. Dit standpunt vormt het COa mede aan de hand van een toelichtende memo van de minister. Tot het COa een eigen standpunt heeft gevormd over de opvangbehoeften van de betrokken vreemdeling, moet het COa uitgaan van de minderjarigheid van deze vreemdeling. De Afdeling licht dit toetsingskader hieronder toe.
Concrete aanknopingspunten voor twijfel
3. De Afdeling zal eerst nader ingaan op de vraag wanneer een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht die aanleiding geven voor twijfel over zijn leeftijd.
3.1. De enkele stelling van een vreemdeling dat de leeftijdsbepaling door de minister niet klopt, is onvoldoende voor het aannemen van concrete aanknopingspunten voor twijfel over zijn leeftijd. Een vreemdeling moet deze stelling nader toelichten en uitleggen waarom het COa hier niet van mag uitgaan. Het COa mag daarbij geen volledig bewijs van een vreemdeling eisen. Het gaat alleen om concrete aanknopingspunten.
3.2. Concrete aanknopingspunten voor twijfel kunnen er bijvoorbeeld zijn als een vreemdeling bij het COa laat weten dat hij bij de minister is opgekomen tegen de leeftijdsbepaling en daarbij toelicht op welke gronden hij dat heeft gedaan. Maar ook in het kader van de procedure bij het COa, over overplaatsing naar een opvangvoorziening voor meerderjarigen, kan een vreemdeling concrete aanknopingspunten geven, waaruit naar voren komt dat er reden voor twijfel bestaat over zijn leeftijd. Een vreemdeling kan bijvoorbeeld betogen dat de leeftijdsregistratie in een ander land niet is gebaseerd op documenten of een onderzoek, maar alleen op zijn eigen verklaringen over zijn leeftijd, die hij heeft afgelegd om daar niet alleen achter te blijven. Of nader toelichten waarom zijn gedrag passend is bij zijn gestelde minderjarigheid. Dit laatste kan een vreemdeling bijvoorbeeld doen door erop te wijzen dat een medewerker van het COa of Nidos heeft verklaard te twijfelen aan de door de minister vastgestelde meerderjarigheid. Ook kan de vreemdeling wijzen op door hem overgelegde documenten waaruit zijn gestelde leeftijd volgt. Voor het aanmerken van concrete aanknopingspunten voor twijfel bij overplaatsing zijn geen identificerende documenten vereist, zoals een paspoort, of authentieke aktes, zoals een geboorteakte of een doopakte. Verder kan een medisch leeftijdsonderzoek een concreet aanknopingspunt zijn voor twijfel aan de leeftijdsbepaling door de minister.
Het doen van navraag bij de minister
4. Zolang er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de minderjarigheid van een vreemdeling, moet het COa uitgaan van het vermoeden van minderjarigheid en deze vreemdeling als minderjarige behandelen. Dat betekent dat het COa moet wachten met de overplaatsing van deze vreemdeling naar een meerderjarigenopvang en navraag moet doen bij de minister. Het doel van het doen van navraag bij de minister is dat het COa en de minister coördineren wat bij hen beide bekend is over de leeftijd en daarover overleg voeren. Het COa moet de door een vreemdeling naar voren gebrachte stukken, die concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de leeftijd zijn, doorsturen naar de minister. Op de zitting heeft het COa verklaard dat het COa na de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2024 al snel overgaat tot het aannemen van concrete aanknopingspunten voor twijfel en daarom navraag doet bij de minister over de leeftijd van een vreemdeling. Dat is in algemene zin in lijn met de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2024.
4.1. Het COa heeft op de zitting toegelicht dat het COa van de minister een toelichtende memo over de leeftijdsbepaling ontvangt. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5256, onder 5.4. Die memo heeft de minister opgesteld voorafgaand aan het overleg met het COa. In die memo zet de minister uiteen waarop de leeftijdsbepaling berust, zoals een Eurodac-treffer of een schouw, en waarom zij welke waarde toekent aan de door een vreemdeling overgelegde documenten. Het vormen van een eigen standpunt
5. Na het doen van navraag bij de minister moet het COa een eigen standpunt vormen over de opvangbehoeften van een vreemdeling aan de hand van een toelichtende memo van de minister. Bij het vormen van een eigen standpunt staat centraal of het COa door de ingebrachte concrete aanknopingspunten van een vreemdeling en gelet op de toelichtende memo van de minister nog steeds moet twijfelen aan de leeftijdsbepaling door de minister. Het antwoord op die vraag is bepalend voor de vraag welke opvangbehoeften passend zijn.
5.1. Zolang het COa geen eigen standpunt heeft gevormd over de opvangbehoeften van een vreemdeling, mag het COa een vreemdeling niet overplaatsen naar een meerderjarigenopvang, maar moet het COa uitgaan van de aanname van minderjarigheid, bedoeld in het arrest van het EHRM van 21 juli 2022, Darboe en Camara tegen Italië, ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUDO00579717, paragrafen 153 en 154. In dat arrest heeft het EHRM overwogen dat de bevoegde autoriteiten van het beginsel van het vermoeden van minderjarigheid moeten uitgaan als er twijfel is over de leeftijd van een vreemdeling.
5.2. Op de zitting heeft het COa naar voren gebracht dat het COa vanwege beperkte opvangplekken vreemdelingen alleen maar in een minderjarigenopvang plaatst als geen twijfel bestaat over de minderjarige leeftijd. Vreemdelingen van wie over de leeftijd wel twijfel bestaat, plaatst het COa daarom in een meerderjarigenopvang, al dan niet met extra begeleiding. De Afdeling merkt op dat het COa met deze werkwijze niet voldoet aan de aanname van minderjarigheid die volgt uit het arrest Darboe en Camara. Met deze werkwijze voldoet het COa ook niet aan zijn verplichting om passende opvang te bieden. Het COa maakt namelijk een onderscheid tussen de verstrekkingen in de minderjarigen- en meerderjarigenopvang. De extra begeleiding die het COa stelt te kunnen geven aan vreemdelingen in een meerderjarigenopvang is niet hetzelfde als de begeleiding in een minderjarigenopvang. Zo moeten er in een minderjarigenopvang speciale voorzieningen zijn, zoals dat er 24-uursbegeleiding is door COa-medewerkers en dat elke minderjarige een mentor van het COa heeft.
Bespreking van de grief
6. In de grief klaagt het COa tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het COa had moeten wachten met de overplaatsing van betrokkene naar een meerderjarigenopvang, omdat reden bestaat voor twijfel over de leeftijd van betrokkene. In dit geval heeft betrokkene namelijk concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor twijfel over zijn leeftijd. Hij heeft aangevoerd dat hij minderjarig is en een doopakte overgelegd waaruit dat naar voren komt. Dat een doopakte geen identificerend document is, neemt niet weg dat hierop wel een geboortedatum staat die de verklaringen van betrokkene over zijn geboortedatum ondersteunt. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5364, onder 3.4. Ook heeft betrokkene naar voren gebracht dat zijn geregistreerde leeftijd in Italië niet is gebaseerd op een onderzoek of documenten, maar op zijn eigen verklaringen. Daarnaast heeft betrokkene gewezen op een verslag van zijn voogd van Nidos van 16 juli 2024, waarin staat dat hij tekenen van kwetsbaarheid en een ontwikkelingsniveau toont die overeenkomen met de leeftijd van 16 jaar. 6.1. Naar aanleiding van de hiervoor genoemde concrete aanknopingspunten voor twijfel heeft het COa navraag gedaan bij de minister over de leeftijdsbepaling van betrokkene. Hierop heeft de minister met een memo van 8 mei 2024 gereageerd en zich op het standpunt gesteld dat zij betrokkene heeft aangemerkt als meerderjarig. Betrokkene heeft namelijk een Eurodac-treffer waaruit blijkt dat hij het grondgebied van de Europese Unie via Italië is ingereisd en daar geregistreerd staat met de geboortedatum 3 januari 2005. Verder heeft betrokkene zijn gestelde minderjarigheid niet aannemelijk gemaakt door middel van authentieke identificerende documenten of een leeftijdsonderzoek, aldus de minister. Deze memo heeft de minister aangevuld met memo’s van 7 januari 2025, waarin zij onder meer is ingegaan op de door betrokkene overgelegde doopakte, en 21 januari 2025, waarin zij onder meer is ingegaan op de inconsistente verklaringen van betrokkene over zijn leeftijd.
6.2. Aan de hand van deze memo’s had het COa een eigen standpunt moeten vormen over de opvangbehoeften van betrokkene. Dat heeft het COa niet deugdelijk gemotiveerd gedaan. Het COa is in de aanvulling op het hoger beroep van 21 januari 2025 ingegaan op het standpunt van de minister over de door betrokkene overgelegde doopakte, de Eurodac-treffer in Italië en de genoemde inconsistentie in de verklaringen van betrokkene over zijn leeftijd. Maar het COa heeft niet onderkend dat in de memo’s van de minister van 7 januari 2025 en 21 januari 2025 het verslag van de voogd van betrokkene van Nidos van 16 juli 2024, waarin staat dat hij tekenen van kwetsbaarheid en een ontwikkelingsniveau toont die overeenkomen met de leeftijd van 16 jaar, niet aan bod is gekomen. Het COa heeft nagelaten om bij het vormen van een eigen standpunt in te gaan op dit verslag, terwijl dit verslag gaat over de opvangbehoeften van betrokkene.
6.3. De grief slaagt niet.
Conclusie
7. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het COa moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het COa tot vergoeding van bij betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Verburg
voorzitter
w.g. De Keizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2025
716-1046