ECLI:NL:RVS:2025:918
Raad van State
- Hoger beroep
- J.C.A. de Poorter
- N. Verheij
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen inbewaringstelling door minister van Asiel en Migratie
Op 6 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De vreemdeling was op 25 september 2024 in bewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, had op 7 november 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van de Raad van State werd vastgesteld dat de rechtbank het verdedigingsbeginsel had geschonden. De vreemdeling was niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op het standpunt van de minister, ondanks dat de rechtbank de zaak op 5 november 2024 inhoudelijk had behandeld. Dit werd als een schending van het recht om te worden gehoord beschouwd, wat een fundamenteel onderdeel is van de rechtsgang. De Afdeling oordeelde dat de grief van de vreemdeling slaagde en verklaarde het hoger beroep gegrond.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij het oordeel van de Afdeling in acht moest worden genomen. Tevens werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 907,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.