In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) op 30 maart 2018, betreft het een beroep van [naam 1] B.V. tegen de ambtshalve vaststelling van een subsidie op nihil door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak is geregistreerd onder de nummers 16/686 en 16/687. De appellante had een aanvraag ingediend voor subsidieverlening op grond van de Regeling LNV-subsidies voor fijnstofmaatregelen, maar de minister weigerde uitstel van de vaststelling van de subsidie en stelde deze ambtshalve op nihil vast. Het College oordeelt dat de minister niet bevoegd was om de subsidie op nihil vast te stellen, omdat appellante niet was aangemaand om alsnog een aanvraag in te dienen. Het College vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij de minister wordt opgedragen om appellante een termijn te stellen voor het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling. Het beroep in de tweede zaak (16/687) wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante geen procesbelang meer heeft. De proceskosten worden vergoed aan appellante.