Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] , te [plaats 1] , appellante
appellanteenStichting Pensioenfonds Zorg & Welzijn, te Utrecht, verweerster
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam 2] B.V., te [plaats 2] , ( [naam 2] )
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
1 januari 2007 tot 1 januari 2017. Als gevolg hiervan heeft appellante vanaf haar indiensttreding bij [naam 2] op 15 maart 2007 tot 1 januari 2017 geen pensioen opgebouwd bij verweerster. In plaats daarvan heeft zij pensioen opgebouwd bij de particuliere pensioenverzekeraar waarbij [naam 2] de bedrijfspensioenvoorziening van haar werknemers had ondergebracht. Volgens appellante is deze pensioenvoorziening niet gelijkwaardig aan die van verweerster. Medio 2016 heeft appellante voor het eerst erover geklaagd dat [naam 2] niet bij verweerster was aangesloten.
Uitspraak van de rechtbank
30 december 2015 op de hoogte is geraakt daartegen bezwaar heeft gemaakt.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
16 december 2010, ECLI:NL:CBB:2010:BP0667, van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:556, en van de Centrale Raad van Beroep van 31 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1354, dient een belanghebbende die niet door middel van kennisgeving of publicatie op de hoogte is gesteld van een op juiste wijze bekendgemaakt besluit, in beginsel binnen twee weken nadat hij van het bestaan van dat besluit op de hoogte is geraakt daartegen op te komen.
30 december 2015 op de juiste wijze bekend is gemaakt en dat appellante niet binnen twee weken nadat zij op de hoogte is geraakt van dit besluit daartegen is opgekomen. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat verweerster het bezwaar van appellante tegen het vrijstellingsbesluit op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege termijnoverschrijding.Gelet hierop wordt aan de overige gronden niet toegekomen, zodat deze geen bespreking meer behoeven.