Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2020 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
Overwegingen
19 april 2019 ook afzonderlijk beroep ingesteld tegen het vervangingsbesluit, wat is ingeschreven als een nieuw beroep onder zaaknummer 19/696. Het College stelt vast dat het beroep dat is gericht tegen het vervangingsbesluit, gelet op artikel 6:19 van de Awb, ten onrechte is aangemerkt als nieuw beroep onder zaaknummer 19/696. Het in deze zaak door appellant betaalde griffierecht van € 174,- zal door de griffier van het College aan appellant worden terugbetaald. Het betreffende beroep wordt betrokken bij de beoordeling van het beroep met zaaknummer 18/1052.
20 december 2017 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, Stb. 2017, 521, p. 16). Het fosfaatrechtenstelsel is voorzien bij wet en behelst een regulering van het eigendomsrecht van melkveehouders met als doel het milieu en de volksgezondheid te beschermen en te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Nitraatrichtlijn, waaronder het derogatiebesluit, en meer in het bijzonder dat de nationale fosfaatproductie beneden het mestproductieplafond wordt gebracht. Deze doelstellingen zijn algemene belangen als bedoeld in artikel 1 van het EP (zie de uitspraak van 23 juli 2019, hiervoor aangehaald, onder 6.5.1 t/m 6.5.4). Uit het feit dat aan melkveehouders als appellant voorafgaand aan 2 juli 2015 milieuvergunningen en Nbw-vergunningen zijn verleend op grond waarvan zij meer dieren mochten en konden houden dan zij in staat zijn op grond van het fosfaatrechtenstelsel te houden, konden zij niet het vertrouwen ontlenen dat ten aanzien van hun melkvee geen productiebeperkende maatregelen als het fosfaatrechtenstelsel zouden worden getroffen. Dat zij beschikken over een milieuvergunning of een Nbw-vergunning betekent immers niet dat daarnaast niet ook andere maatregelen, op grond van de Msw in de vorm van productiebeperkende maatregelen, genomen mogen worden (zie de uitspraak van 23 juli 2019, hiervoor aangehaald, onder 6.7.5.6). Over de generieke korting heeft het College geoordeeld dat deze niet ontoelaatbaar is (zie de uitspraak van 23 juli 2019, hiervoor aangehaald, onder 6.7.6).
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het vervangingsbesluit gegrond;
- vernietigt het vervangingsbesluit;
- herroept het primaire besluit en stelt het fosfaatrecht van appellant vast op 3.793 kg;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde vervangingsbesluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan appellant te vergoeden;
- bepaalt dat de griffier van het College het betaalde griffierecht van € 174,- aan appellant terugbetaalt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellant tot een bedrag van
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) om aan appellant een vergoeding voor immateriële schade van € 500,- te betalen.