Uitspraak
(gemachtigde: mr. J.L. Vissers),
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de correctie van S&O-verklaringen van appellante, [naam 1] B.V., voor de jaren 2015, 2016 en 2017. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat had eerder de S&O-verklaringen gecorrigeerd naar nul uren voor 2015 en 2017, en naar 3.660 uren voor 2016, omdat de administratie van appellante niet voldeed aan de eisen van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva). Appellante stelde dat zij niet in de gelegenheid was gesteld haar volledige administratie over te leggen en dat de controleambtenaar vooringenomen was. Het College oordeelde echter dat de administratie niet op eenvoudige en duidelijke wijze de aard, inhoud, omvang en voortgang van de S&O-werkzaamheden aantoonde. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en het College bevestigde deze uitspraak. Het College concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de S&O-verklaringen te corrigeren en de opgelegde boetes te handhaven. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte administratie voor S&O-verklaringen en de beoordelingsruimte van de staatssecretaris in dergelijke gevallen.