In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 juli 2025, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur beoordeeld. De maatschap, die een melkveehouderij en een vleesvarkensbedrijf exploiteert, had subsidie aangevraagd op basis van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie (Lbv) voor een aantal koeienstallen. De minister wees de aanvraag voor drie stallen af, omdat deze niet voldeden aan de vijfjaarseis, wat inhoudt dat de stallen in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken op bedrijfseconomisch gangbare wijze gebruikt moesten zijn. De maatschap voerde aan dat de stallen ten onrechte waren afgewezen, omdat het bedrijf als geheel onafgebroken had gefunctioneerd en de stallen ouder waren dan vijf jaar. De minister stelde echter dat de stallen bijna twee jaar leeg hadden gestaan, wat niet als bedrijfseconomisch gangbaar gebruik kon worden beschouwd. Het College oordeelde dat de afwijzing van de subsidie terecht was, omdat de maatschap niet voldeed aan de vijfjaarseis. Ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de Lbv in overeenstemming was met het Europese staatssteunkader. De conclusie was dat de minister de aanvraag voor de koeienstallen terecht had afgewezen, en het beroep van de maatschap werd ongegrond verklaard.