ECLI:NL:CRVB:2013:2482
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die geen melding heeft gemaakt van het feit dat zij niet langer duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die eerder de bezwaren van appellanten tegen de besluiten van het college ongegrond had verklaard. De Raad stelt vast dat appellanten gehuwd zijn en dat zij op 15 augustus 2011 van tafel en bed zijn gescheiden. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft in de gemeentelijke basisadministratie steeds op hetzelfde adres ingeschreven gestaan. Na een anonieme melding heeft de Sociale Recherche van de gemeente Zoetermeer een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante in strijd met haar inlichtingenverplichting heeft gehandeld door het college niet te informeren over haar woonsituatie.
De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten op de grond dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad concludeert dat appellante in de periode van 1 september 2009 tot en met 21 juni 2011 niet duurzaam gescheiden leefde van appellant, waardoor zij niet als ongehuwd kan worden aangemerkt. Dit betekent dat appellante geen recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank, maar op andere gronden, en verklaart het beroep tegen het besluit van het college ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting en de gevolgen van het niet naleven daarvan voor de bijstandsverlening.