ECLI:NL:CRVB:2014:1458
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- A.M. Overbeeke
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering AIO-aanvulling in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellant, die sinds 1 juni 2010 een pensioen ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de huwelijkse voorwaarden tussen appellant en zijn echtgenote, die naar Duits recht zijn opgesteld, niet relevant zijn voor de toepassing van de WWB. De Raad stelt vast dat de echtgenote van appellant een erfenis van € 40.000 heeft ontvangen, waarvan op het moment van beoordeling nog € 27.258 over was. Dit vermogen overschrijdt de grens van het vrij te laten vermogen, wat betekent dat de AIO-aanvulling van appellant terecht is ingetrokken en dat er een terugvordering van € 6.862,17 heeft plaatsgevonden. De Raad benadrukt dat de wettelijke onderhoudsplicht tussen echtgenoten prevaleert, ongeacht huwelijkse voorwaarden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet over het vermogen van zijn echtgenote kan beschikken en dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad oordeelt echter dat deze argumenten niet opwegen tegen de wettelijke bepalingen van de WWB. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Breda, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad wijst ook het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente af, omdat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 22 april 2014.