ECLI:NL:CRVB:2014:1533
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor fysiotherapie op grond van de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.B.M. Pessers, hadden bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van fysiotherapie in 2012, maar hun aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg afgewezen. Het college stelde dat appellanten een beroep konden doen op een voorliggende voorziening en dat er geen zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep voerden appellanten aan dat er wel degelijk sprake was van zeer dringende redenen, met name een acute noodsituatie voor appellante. Ze verwezen naar verklaringen van hun behandelend reumatoloog, huisarts en fysiotherapeut, die stelden dat het niet behandelen van appellante's klachten zou leiden tot ernstige verslechtering van haar gezondheid.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd voor het bestaan van een acute noodsituatie. De Raad benadrukte dat voor het verlenen van bijstand op basis van artikel 16, eerste lid, van de WWB, moet worden aangetoond dat de situatie levensbedreigend is of kan leiden tot blijvend ernstig letsel. De verklaringen van de zorgverleners gaven geen aanleiding om te concluderen dat appellante zich in een dergelijke situatie bevond.
Daarom bevestigde de Centrale Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank en werd het hoger beroep afgewezen. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.