ECLI:NL:CRVB:2014:1547
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering na huisbezoek en toestemming
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering van appellante door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellante had studiefinanciering aangevraagd op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) en had aangegeven thuis te wonen. Echter, na een huisbezoek door controleurs op het adres waar appellante in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) stond ingeschreven, concludeerden zij dat appellante daar niet woonde. De Minister herzag daarop de studiefinanciering en vorderde een te veel betaald bedrag terug. Tevens werd er een bestuurlijke boete opgelegd omdat appellante niet op het GBA-adres woonde.
Appellante ging in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat de bevindingen van de controleurs niet konden leiden tot de conclusie dat zij niet op haar GBA-adres woonde. Ze stelde dat de aangetroffen situatie verklaarbaar was en dat er geen buurtonderzoek was gedaan. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de toestemming voor het huisbezoek door de hoofdbewoner, de zus van appellante, rechtmatig was verleend. De Raad concludeerde dat de Minister op basis van de bevindingen van de controleurs terecht had geconcludeerd dat appellante niet op haar GBA-adres woonde.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing van de Minister om de studiefinanciering te herzien en de boete op te leggen werd in stand gehouden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het hoger beroep niet succesvol was.