ECLI:NL:CRVB:2014:2905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand op basis van gezamenlijke huishouding met neef en het criterium van wederzijdse zorg
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene had op 7 februari 2012 een aanvraag ingediend, waarbij hij aangaf inwonend te zijn bij zijn neef. De gemeente voerde een onderzoek uit en concludeerde dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, wat door betrokkene werd betwist. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van wederzijdse zorg, wat de Centrale Raad bevestigde. De Raad benadrukte dat voor een gezamenlijke huishouding niet alleen het delen van een woning, maar ook de zorg voor elkaar van belang is. De Raad oordeelde dat de onderzoeksresultaten van de gemeente onvoldoende bewijs boden voor de stelling dat er sprake was van wederzijdse zorg. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd, en dat het hoger beroep van de gemeente niet slaagde. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die op € 974,- werden begroot.