ECLI:NL:CRVB:2014:3270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij zij schadevergoeding heeft gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er van de ontvangst van het bezwaarschrift door het Uwv tot de uitspraak van de Raad zes jaar en acht maanden zijn verstreken. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn voor deze procedure niet meer dan vier jaar mag bedragen, waardoor de termijn met twee jaar en acht maanden is overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van € 3.000,-, waarbij de Staat der Nederlanden en het Uwv ieder voor € 1.500,- worden veroordeeld tot betaling aan verzoekster.
De Raad heeft in zijn overwegingen de verschillende fasen van de procedure geanalyseerd. De bestuurlijke fase heeft acht maanden geduurd, wat resulteert in een overschrijding van de redelijke termijn van twee maanden. In de rechterlijke fase is de redelijke termijn met een jaar overschreden. De Raad heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken die relevant zijn voor de beoordeling van de redelijke termijn en de toerekening van de overschrijding aan de betrokken partijen.
De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige afhandeling van procedures en de gevolgen van vertraging voor de betrokken partijen. De Raad heeft besloten dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen, en heeft de uitspraak openbaar gedaan op 8 oktober 2014.