1.9.Het Zorgkantoor heeft op grond van een akte van cessie van onder meer appellante een civiele vordering tegen Raad en Daad, haar vennoten en de directeur ingesteld. De rechtbank Limburg heeft in een vonnis van 1 mei 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ9569, Raad en Daad en haar vennoten veroordeeld tot betaling van bedragen van in totaal € 756.634,07. Na een evenredige verdeling onder de budgethouders die de akte van cessie hebben ondertekend, heeft het Zorgkantoor de vordering op appellante verlaagd naar € 5.672,42. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor het pgb en de gevolgen van het inschakelen van Raad en Daad bij de verzekerde liggen. Daarnaast is overwogen dat het Zorgkantoor geen reden heeft gezien om het door appellante gedeclareerde bedrag van € 10.705,80 te volgen. Raad en Daad maakte naast het eigen personeel met een uurtarief van € 30,- ook gebruik van ZZP-ers met lagere uurtarieven. De rechtbank overweegt dat het Zorgkantoor bij de verantwoording, anders dan appellante, is uit gegaan van de daadwerkelijk aan de ZZP-ers uitbetaalde uurtarieven. Appellante heeft de rest van het als voorschot betaalde bedrag niet kunnen verantwoorden.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Het Zorgkantoor gaat bij de vaststelling van het verantwoorde bedrag ten onrechte uit van een lager uurtarief voor ZZP-ers dan appellante met Raad en Daad heeft afgesproken. Uitgaande van een uurtarief van € 30,- moet worden vastgesteld dat in 2009 voor € 10.705,80 zorg aan appellante is verleend. Ook in de brief van 18 mei 2011 geeft het Zorgkantoor aan dat de verantwoording over 2009 naar dit bedrag zal worden aangepast. Daarnaast acht appellante het niet terecht dat zij een bedrag van € 19.481,66 moet terugbetalen, omdat zij dit bedrag nooit op haar rekening heeft ontvangen. Dit bedrag is namelijk, zonder dat appellante hiervan op de hoogte was, gestort op een zakelijke rekening van Raad en Daad.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Ingevolge artikel 44, eerste lid, onder b, van de AWBZ kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het College zorgverzekeringen overeenkomstig in die regeling gestelde regels subsidies verstrekt om verzekerden de mogelijkheid te geven om in plaats van het tot gelding brengen van een aanspraak op grond van deze wet zelf te voorzien in de zorg die zij behoeven.
4.1.2.Deze ministeriële regeling is de Regeling subsidies AWBZ (de Regeling). In paragraaf 2.6 van de Regeling zijn bepalingen opgenomen over het persoonsgebonden budget. Ingevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling wordt bij de verlening van het netto pgb de verzekerde de verplichting opgelegd dat hij het budget uitsluitend gebruikt voor de betaling van zorg, zoals nader bepaald in dat artikelonderdeel. Ingevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling sluit de verzekerde een schriftelijke overeenkomst met de zorgverlener, waarin ten minste de onder 1, 2 en 3 van dat artikelonderdeel nader omschreven afspraken over de termijn van indiening van declaraties en de gegevens die een declaratie moet bevatten zijn opgenomen. Ingevolge artikel 2.6.9, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling, zoals dit artikelonderdeel luidde tot 1 januari 2012, bewaart de verzekerde, voor zover hier van belang, de in onderdeel c bedoelde declaraties gedurende zeven jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het zorgkantoor.
4.1.3.Ingevolge artikel 2.6.13, tweede lid, van de Regeling wordt na afloop van iedere subsidieperiode de subsidie voor de desbetreffende subsidieperiode vastgesteld.
4.1.4.Artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de subsidie lager kan worden vastgesteld indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
4.1.5.Ingevolge artikel 4:95, vierde lid, van de Awb kunnen betaalde voorschotten worden verrekend met de te betalen geldsom en kunnen onverschuldigd betaalde voorschotten worden teruggevorderd.