ECLI:NL:CRVB:2015:13
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot internetactiviteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting door appellanten. Appellanten ontvingen sinds 16 februari 2009 bijstand, maar er ontstonden twijfels over hun recht op bijstand na een regulier onderzoek door de sociale recherche. Dit onderzoek onthulde dat appellanten internetactiviteiten verrichtten met betrekking tot de handel in modeltreinen, goud, zilver en munten, zonder deze activiteiten te melden aan de gemeente.
De Raad oordeelde dat de aard, omvang, duur en het terugkerende karakter van de activiteiten van appellant zodanig waren dat er sprake was van op geld waardeerbare arbeid. De Raad stelde vast dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hadden geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank had eerder de besluiten van het college om de bijstand in te trekken en terug te vorderen bevestigd, en de Raad heeft deze oordelen in hoger beroep onderschreven.
De uitspraak bevestigt dat het verrichten van op geld waardeerbare activiteiten, ongeacht de intentie, van belang kan zijn voor het recht op bijstand. De Raad heeft de hoger beroepen van appellanten verworpen en de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd, zonder veroordeling in proceskosten.