ECLI:NL:CRVB:2015:2332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stellen aanvraag bijstandsverlening wegens niet tijdig overleggen bankafschriften
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had op 4 april 2012 bij het UWV Werkbedrijf een aanvraag voor bijstand ingediend, met de ingangsdatum van 9 mei 2012, na zijn detentie. Het Samenwerkingsverband Werk & Inkomen verzocht appellant om voor 23 mei 2012 bankafschriften over te leggen, maar appellant voldeed niet aan deze eis. Na herhaalde verzoeken om de ontbrekende gegevens, heeft het college op 21 juni 2012 de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat appellant niet tijdig de gevraagde bankafschriften had overgelegd.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de bankafschriften niet had omdat hij in detentie verbleef en dat er geen noemenswaardige transacties hadden plaatsgevonden. De Raad oordeelde echter dat de detentie niet uitsluit dat appellant over andere middelen beschikt en dat de bankafschriften essentieel zijn voor een goede beoordeling van zijn financiële situatie. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellant niet tijdig de gevraagde gegevens had ingediend.
Daarnaast werd de ingangsdatum van de bijstand besproken. De Raad stelde vast dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht verleend moest worden. De omstandigheden rondom de detentie en juridische geschillen van appellant werden niet als zodanig aangemerkt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.