ECLI:NL:CRVB:2015:2660
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op basis van Wmo met betrekking tot kwetsbaarheid en regiobinding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een man die in 1992 vanuit Congo naar Nederland kwam, had een aanvraag ingediend voor toelating tot de maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf en regiobinding. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de fysieke en psychische gezondheid van de appellant substantieel werd bedreigd zonder opvang. De Raad oordeelde dat het college zijn beleid correct had toegepast en dat er geen gronden waren aangevoerd die de afwijzing van de aanvraag konden onderbouwen. De Raad bevestigde dat de appellant, hoewel hij gebruik had gemaakt van de bed-, bad- en broodregeling, niet voldeed aan de criteria voor maatschappelijke opvang zoals vastgesteld in het beleid van de gemeente. De uitspraak benadrukt het belang van regiobinding en de voorwaarden die aan aanvragen voor maatschappelijke opvang zijn verbonden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.