ECLI:NL:CRVB:2015:387
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering persoonsgebonden budget (pgb) en verantwoording zorginkoop
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor Menzis. Appellant, geboren in 1995, had samen met zijn moeder een zorgovereenkomst gesloten en ontving een pgb voor de jaren 2006 en 2007. Het Zorgkantoor stelde vast dat appellant niet had voldaan aan zijn verplichting om verantwoording af te leggen over de ingekochte zorg. Bij de eindafrekening van het pgb over 2006 en 2007 bleek dat appellant aanzienlijke bedragen had ontvangen, maar dat de verantwoording hiervan niet adequaat was onderbouwd. Het Zorgkantoor vorderde daarom een bedrag van appellant terug, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank Noord-Nederland en uiteindelijk bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat appellant niet aan zijn verantwoordingsplicht had voldaan, ondanks zijn argumenten dat hij hulp nodig had van zijn moeder bij de verantwoording. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de verantwoording bij de verzekerde ligt, ongeacht wie het beheer van het pgb uitvoert. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat het Zorgkantoor terecht de terugvordering had ingesteld. De Raad concludeerde dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb lager vast te stellen en dat de belangen van appellant niet zwaarder wogen dan de verplichtingen die aan het pgb verbonden zijn. De uitspraak bevestigde de noodzaak voor een zorgvuldige verantwoording van de besteding van publieke middelen.