ECLI:NL:CRVB:2015:4323
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering na laattijdige aanvraag en de beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1978, op 15 augustus 2013 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, omdat zij zich arbeidsongeschikt achtte vanwege oogklachten die sinds haar jeugd aanwezig zouden zijn. De aanvraag werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat de artsen van het Uwv concludeerden dat de beperkingen van appellante pas na haar 17e levensjaar zijn ontstaan. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de conclusies van de artsen van het Uwv in twijfel te trekken. De beschikbare medische gegevens, waaronder rapporten van de Uwv-arts en informatie van een oogarts, gaven aan dat de visuele beperkingen van appellante pas in 2013 zijn vastgesteld, terwijl zij op haar 17e levensjaar geen beperkingen ondervond. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij appellante ligt, vooral gezien het feit dat zij laattijdig een aanvraag had ingediend.
De Raad concludeerde dat het Uwv terecht geen arbeidskundig onderzoek heeft verricht, omdat er geen medische indicaties waren die wezen op beperkingen op het moment dat appellante 17 jaar werd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van gronden, en het Uwv werd veroordeeld in de kosten van appellante, die op € 1.960,- werden begroot, naast de vergoeding van het griffierecht van € 167,-.