In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De appellant had een uitkering op grond van de Wet Wajong aangevraagd, die oorspronkelijk was toegekend op 13 februari 2012. Na een tussenuitspraak op 27 februari 2015, waarin het Uwv werd opgedragen om de situatie van de appellant opnieuw te beoordelen, heeft het Uwv op 2 juni 2015 een nieuw besluit genomen. Dit besluit hield in dat de appellant over de periode van 1 januari 2012 tot 2 maart 2014 alsnog een uitkering werd toegekend, maar dat de uitkering met ingang van 2 maart 2014 werd ingetrokken omdat de gezondheidssituatie van de appellant niet meer als arbeidsongeschikt werd beschouwd. De Raad heeft de medische en arbeidskundige onderbouwing van het Uwv onderschreven en het beroep tegen het besluit van 13 februari 2012 gegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het besluit van 2 juni 2015 ongegrond werd verklaard. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 2.695,-.