In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De appellante, die gebruik maakt van een maaltijdservice, betwistte de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Stein dat deze service voldoende compensatie biedt voor haar zorgbehoefte. De Raad heeft in een tussenuitspraak van 11 juni 2014 het college opgedragen om gebreken in de motivering van het bestreden besluit te herstellen. Het college heeft vervolgens aangegeven dat de leverancier 'Van Alle Smaken' in staat is om geschikte maaltijden te leveren, maar appellante betwistte dit op basis van haar dieetwensen en de kosten van de maaltijden.
De Raad heeft de argumenten van appellante en het college zorgvuldig afgewogen. Het college heeft in zijn brief van 26 augustus 2014 aangegeven dat er voldoende maaltijdcomponenten beschikbaar zijn die voldoen aan de dieetwensen van appellante. De Raad concludeert dat het college de maaltijdservice terecht als voorliggende voorziening heeft aangemerkt en dat er geen noodzaak is voor het toekennen van hulp bij het huishouden voor het bereiden van maaltijden. De Raad oordeelt dat het college heeft voldaan aan zijn compensatieverplichting onder de Wet maatschappelijke ondersteuning.
De uitspraak leidt tot de vernietiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.450,- bedragen, inclusief griffierechten.