ECLI:NL:CRVB:2016:2370
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand en de beoordeling van verzwegen middelen in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, die op 23 februari 2016 een eerder besluit van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand heeft bevestigd. Dit besluit hield in dat de bijstand van verzoeker, die sinds 22 oktober 2014 bijstand ontving, werd herzien over de periode van 22 oktober 2014 tot en met 30 november 2015. De herziening was gebaseerd op het feit dat verzoeker contante betalingen van zijn ouders en kasstortingen op zijn bankrekening had verzwegen, die door het dagelijks bestuur als inkomen werden aangemerkt op grond van artikel 32 van de Participatiewet (PW).
Verzoeker voerde aan dat deze bedragen geldleningen waren en dat hij bij zijn aanvraag om bijstand had gemeld dat hij schulden had. De voorzieningenrechter oordeelde dat de contante betalingen en kasstortingen terecht als inkomen werden aangemerkt, omdat verzoeker over deze bedragen vrijelijk kon beschikken. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker zijn wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden door deze inkomsten niet te melden, wat leidde tot de conclusie dat het dagelijks bestuur de bijstand terecht had herzien.
De voorzieningenrechter bevestigde de eerdere uitspraak en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen grond was voor het treffen van een dergelijke voorziening. De uitspraak werd gedaan op 2 juni 2016 door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier.