ECLI:NL:CRVB:2016:2658

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
15-5447 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en woonplaatsbepaling

In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 2 april 2014 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De Raad stelt vast dat appellant en zijn partner, K, vanaf 1 september 2014 een gezamenlijke huishouding voerden in Schijndel, terwijl appellant bijstand ontving naar de norm voor een alleenstaande in Eindhoven. Dit leidde tot de conclusie dat appellant ten onrechte bijstand heeft ontvangen.

De Raad oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven terecht de bijstand heeft ingetrokken en een bedrag van € 1.678,65 heeft teruggevorderd. De Raad wijst erop dat de woonplaatsbepaling van appellant niet in Eindhoven was, wat betekent dat hij geen recht had op bijstand van die gemeente. De Raad concludeert dat de onderzoeksbevindingen van de sociale recherche voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellant in de te beoordelen periode geen woonplaats had in Eindhoven. De rechtbank heeft dit niet onderkend, maar het motiveringsgebrek kan worden gepasseerd omdat appellant niet is benadeeld.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden, en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met Y.J. Klik als voorzitter en G.M.G. Hink en G. van der Wiel als leden, in aanwezigheid van griffier A.M.C. de Vries.

Uitspraak

15/5447 PW
Datum uitspraak: 12 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
31 juli 2015, 15/980 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (het college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A.M. Kools, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2016. Namens appellant is verschenen mr. K.E. Mölgaard, kantoorgenoot van mr. Kools. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C.N. van Dijk.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2.
Appellant ontving bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), sinds 2 april 2014 naar de norm voor een alleenstaande. Appellant stond vanaf 2 april 2014 ingeschreven in de Basisregistratie personen (Brp) van de gemeente Eindhoven op het [uitkeringsadres] te Eindhoven (uitkeringsadres).
1.3.
Op verzoek van de casemanager inkomen van de gemeente Eindhoven hebben consulenten buitendienst tevens toezichthouders van de gemeente Eindhoven (toezichthouders) een onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de aan appellant verleende bijstand. In dat kader hebben de toezichthouders onder meer dossieronderzoek gedaan, registraties en het internet, waaronder de Facebookpagina van appellant geraadpleegd en bij appellant bankafschriften opgevraagd. Hieruit is onder meer gebleken dat appellant een relatie heeft met [K.] (K). K staat ingeschreven in de Brp van de gemeente Schijndel op het adres [adres 1] te Schijndel. K ontving met ingang van 1 mei 2012 van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Optimisd, van onder meer de gemeente Schijndel (dagelijks bestuur), bijstand op grond van de WWB naar de norm voor een alleenstaande ouder. Uit door appellant overgelegde bankafschriften is gebleken dat appellant veelvuldig pinbetalingen heeft gedaan in de gemeente Schijndel. De sociale recherche van de Intergemeentelijke sociale dienst Optimisd (sociale recherche) heeft vervolgens een onderzoek verricht naar de woon- en leefsituatie van K. In dat kader heeft de sociale recherche onder meer waarnemingen verricht nabij het adres van K en heeft op
26 november 2014 een huisbezoek plaatsgevonden aan de woning op het adres van K door een van de toezichthouders en de sociale recherche, waarna K is gehoord. Vervolgens hebben de toezichthouders appellant, die zich daartoe op 26 november 2014 niet in staat achtte, op
10 december 2014 alsnog gehoord. De bevindingen van het onderzoek door de toezichthouders zijn neergelegd in een rapport van 10 december 2014. De bevindingen van de sociale recherche zijn neergelegd in een rapport van 11 december 2014.
1.4.
Bij besluit van 18 december 2014 heeft het college de bijstand van appellant met ingang van 1 september 2014 ingetrokken. Daarbij heeft het college melding gemaakt van een nog door appellant verschuldigd bij besluit van 24 juli 2014 teruggevorderd bedrag van € 579,90.
1.5.
Bij besluit van 21 januari 2015 heeft het college de over de periode van 1 september 2014 tot en met 31 oktober 2014 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 1.678,65 van appellant teruggevorderd.
1.6.
Bij besluit van 11 maart 2015 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 18 december 2014 en 21 januari 2015 ongegrond verklaard. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant en K vanaf
1 september 2014 in de woning van K te Schijndel een gezamenlijke huishouding voerden, zodat appellant vanaf die datum ten onrechte van het college bijstand heeft ontvangen naar de norm voor een alleenstaande.
1.7.
Bij besluit van 30 januari 2015 heeft het dagelijks bestuur aan appellant en K met ingang van 1 september 2014 bijstand naar de norm voor gehuwden toegekend, omdat uit onderzoek is gebleken dat appellant en K met ingang van die datum in Schijndel samenwonen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De hier te beoordelen periode loopt van 1 september 2014 tot en met 18 december 2014.
4.2.
Vaststaat dat appellant en K met ingang van 1 september 2014 van het dagelijks bestuur bijstand naar de norm voor gehuwden ontvangen. Appellant heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen het in 1.7 genoemde besluit, maar stelt dat hij eerst vanaf 30 december 2014 een gezamenlijke huishouding met K in Schijndel is gaan voeren en dat hij in de hier te beoordelen periode op het uitkeringsadres heeft gewoond.
4.3.
Het college heeft aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd dat appellant gedurende de te beoordelen periode in Schijndel een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met K en dat appellant daarom niet is aan te merken als zelfstandig subject van bijstand in de gemeente Eindhoven. Zoals de Raad reeds vaker heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van
25 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:623, brengt de vaststelling dat een persoon geen woonplaats heeft in de gemeente waar hij stelt recht op bijstand te hebben, mee dat de betrokkene reeds op die grond geen recht heeft op bijstand jegens die gemeente. In dat geval staat niet aan het bijstandverlenende orgaan van die gemeente ter beoordeling of de betrokkene in de gemeente waar hij wel woonde een gezamenlijke huishouding voerde. Het stond dan ook niet aan het college ter beoordeling of appellant een gezamenlijke huishouding voerde in de gemeente Schijndel. Het college diende zich dan ook te beperken tot de vraag of appellant in de hier te beoordelen periode woonplaats had in de gemeente Eindhoven. Nu het bestreden besluit op een onjuiste grondslag berust, is sprake van een motiveringsgebrek. De rechtbank heeft dit in de aangevallen uitspraak niet onderkend. De Raad ziet hierin geen aanleiding om de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit te vernietigen. Dit gebrek kan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd, omdat niet aannemelijk is dat appellant door het gebrek in de motivering van het bestreden besluit is benadeeld. De navolgende overwegingen liggen aan dit oordeel ten grondslag.
4.5.
Beoordeeld moet worden of de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de conclusie van het college dat appellant in de te beoordelen periode geen woonplaats had in de gemeente Eindhoven.
4.6.
De vraag waar iemand woonplaats heeft als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de WWB dient te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 20 september 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN9432) komt daarbij, anders dan appellant betoogt, geen doorslaggevende betekenis toe aan de inschrijving in de Brp.
4.7.
De beroepsgrond van appellant dat K niet aan haar tegenover de sociaal rechercheur afgelegde verklaring kan worden gehouden, omdat zij kampt met Posttraumatisch Stressstoornis en het niet klopt wat zij heeft verklaard, slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 26 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2512) mag een betrokkene, ook indien hij later van een afgelegde verklaring terugkomt, in het algemeen aan de aanvankelijk tegenover een sociaal rechercheur of handhavingsspecialist afgelegde en vervolgens zonder voorbehoud ondertekende verklaring worden gehouden. In dit geval bestaan onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat op dit algemene uitgangspunt een uitzondering moet worden gemaakt. Appellant heeft de door hem gestelde psychische problemen van K niet met nadere stukken onderbouwd. Mogelijk heeft K enige druk ervaren, maar appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat K haar verklaring niet in vrijheid dan wel onder onaanvaardbare druk heeft afgelegd. Zij heeft ook geen klacht ingediend tegen de rechercheur over de wijze van verhoren. K heeft een concrete en gedetailleerde verklaring afgelegd over haar feitelijke woon- en verblijfsituatie. K heeft voor het ondertekenen van haar verklaring nog de gelegenheid gehad daarin wijzigingen aan te brengen. Er zijn geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de verklaring van K zoals weergegeven in de op ambtsbelofte opgemaakte verklaring.
4.8.
K heeft op 26 november 2014 tegenover de sociale recherche verklaard dat appellant de laatste drie weken van de zomervakantie met zijn kinderen bij haar in Schijndel heeft gewoond en dat appellant, na hun daarop volgende gezamenlijke vakantie in Italië in september 2014, zeker vier tot vijf dagen per week bij haar in de woning verbleef. Sinds oktober 2014 is de situatie zo dat appellant nog wel eens naar Eindhoven gaat om zaken te regelen maar dat hij zijn hoofdverblijf heeft bij K in Schijndel.
4.9.
De verklaring van K vindt verder voldoende steun in het onder 1.3 genoemde pingedrag van appellant en de waarnemingen in de omgeving van de woning van K, waar de auto van appellant veelvuldig is aangetroffen. De grond van appellant dat de waarnemingen onrechtmatig zijn gedaan, omdat deze een stelselmatig karakter hadden en daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat, althans dat niet was voldaan aan de wettelijke vereisten, slaagt niet. Anders dan appellant heeft aangevoerd biedt de in artikel 53a van de WWB neergelegde onderzoeksbevoegdheid een wettelijke grondslag voor het verrichten van waarnemingen. De waarnemingen waren kort van duur, hebben voornamelijk vanaf de openbare weg plaatsgevonden en zijn alleen uitgevoerd voor zover zij het vaststellen van het recht op bijstand tot doel hadden. Wat appellant heeft aangevoerd kan er daarom niet toe leiden dat deze waarnemingen buiten beschouwing moeten worden gelaten.
4.10.
Uit 4.6 tot en met 4.9 volgt dat de daar genoemde onderzoeksbevindingen voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat appellant in de te beoordelen periode geen woonplaats had in Eindhoven. De gronden die appellant heeft aangevoerd met betrekking tot (de rechtmatigheid van) het huisbezoek in de woning van K behoeven daarom geen bespreking.
4.11.
Uit 4.10 volgt dat er voldoende grondslag bestaat voor intrekking van de bijstand op de onder 4.5 genoemde grond en dat appellant dus geen recht meer had op bijstand jegens de gemeente Eindhoven. Nu appellant de wijziging van zijn woonplaats niet onverwijld aan het college heeft gemeld, heeft appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden, waardoor het college hem ten onrechte bijstand heeft verleend.
4.12.
De herhaalde beroepsgrond van appellant dat de terugvordering in strijd is met het vertrouwens- en het rechtszekerheidsbeginsel, omdat een bedrag van € 1.420,66 wordt teruggevorderd in plaats van het in het intrekkingsbesluit genoemde bedrag van € 579,90, slaagt niet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit het in 1.4 genoemde besluit van
18 december 2014 blijkt dat de terugvordering van het in dat besluit genoemde bedrag van € 579,90 zijn grondslag vindt in het eerder genomen besluit van 14 juli 2014. Appellant heeft tijdens de zitting van de rechtbank erkend dat hij op de hoogte was van deze openstaande terugvordering. Door het noemen van dit bedrag heeft het college niet gehandeld in strijd met het vertrouwens- of het rechtszekerheidsbeginsel. In het in 1.4 genoemde besluit van
18 december 2014 is bovendien aangekondigd dat ten aanzien van de over de te beoordelen periode teveel ontvangen bijstand nog een apart besluit zal volgen.
4.13.
Uit 4.1 tot en met 4.12 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, met verbetering van de gronden, omdat de rechtbank zelf geen toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Awb.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik als voorzitter en G.M.G. Hink en G. van der Wiel als leden, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2016.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) A.M.C. de Vries

HD